In tijden van globalisering een eilandroman schrijven, meer nog: een roman over een eiland waar de bewoners, allemaal schipbreukelingen, louter op elkaar zijn aangewezen, vanuit het besef dat zij er onmogelijk weg kunnen: je moet het maar aandurven. En het mag direct gezegd: in ‘De berenrug’ kwijt Dimitri Bontenakel zich met veel bravoure van de taak die hij zichzelf als romancier heeft opgelegd. We schrijven eind 19de eeuw, van gsm-verkeer of andere sociale media is nog geen sprake, vliegverkeer is er niet, het enige wat (nog) telt voor de eilanders is de dagelijkse zorg om te overleven. In een wervelende openingsscène beschrijft Bontenakel hoe de ‘Nauru’ (de naam overigens van een eilandje in de Stille Oceaan) op wat zijn laatste IJslandvaart zal zijn, op de klippen loopt bij Kaap Ursus, een eiland diep in de Noord-Atlantische Oceaan dat door een eeuwenoud massief dat op een berenrug lijkt, in twee wordt verdeeld. Van de bemanningsleden die het vege lijf weten te redden zijn er enkel Corylus en diens jongere broer Ysbrant. Wat hierop volgt, speelt zich tien jaar later af. Bontenakel focust op de persoon van Ellie, de negentienjarige onderwijzeres die de (weinige) kinderen die er zijn toch ergens wat wil bijbrengen, daarin gesteund door meester Oort, die de fakkel aan haar wil doorgeven. Neem daar nog de figuur bij van Timber, de jongen met wie Ellie aarzelend een relatie aangaat, en je krijgt het driemanschap op het eiland dat hoe dan ook de sombere isolatie wil doorbreken. Opvallend is dat die poging(en) gericht zijn op het verleden: meester Oort die in zijn eilandatlas heeft opgetekend wat er aan leven was voorheen, Timber die in een van de grotten zijn fantasie over een bloeiende natuur vorm heeft gegeven in een muurschildering. Hoe beiden, mede ten gevolge van een aantal sterfgevallen, uiteindelijk kiezen voor de dood, wordt gaandeweg de roman duidelijk gemaakt. Dat Ellie, die er zeker in een eerste periode naar verlangt te ontsnappen aan de wurggreep waarin haar stiefvader Corylus, en dit met de hulp van een aantal anderen die alles het liefst bij het oude laten, samen met Ysbrant mee aan de boot gaat bouwen die hen moet toelaten weg te raken, wordt op een heel directe en de spanning opdrijvende manier verteld. Even terzijde hier: Bontenakel speelt letterlijk en figuurlijk met de termen uit de scheepsbouw, voor de lezer een informatieve kant die de roman zijn levensechtheid bezorgt. Hoe een en ander een verrassende wending meekrijgt, zal de lezer zelf weten te ontdekken. Los van de ingenieus opgezette plot is er de onderliggende metaforiek die maakt dat het geheel meer is dan een ‘vertelling’. Zo is er Timber, die steeds een potje teelaarde met zich meedraagt; er is de moeder van Ellie die na de dood van haar tweelingzus alle contact met haar omgeving is kwijtgespeeld, maar bij het zien van de muurschildering van Timer weer kan en wil praten; er is het Finse echtpaar dat zich, nadat hun zeilboot is gestrand, van alles en iedereen op het eiland gaat afzonderen en met de skeletten van walvissen een tent heeft gebouwd (een gegeven dat mij deed terugdenken aan de Tipulaks, de met magie beladen beeldjes die Inuïts snijden uit walvistanden)…. Het moge duidelijk zijn: met ‘De berenrug’ heeft Dimitri Bontenakel een sterke roman afgeleverd.