De roman ‘Heb lief en zie niet om’ van Willem G. van Maanen (1920 – 2012) is een tweeluik. In het eerste deel krijgen we het verhaal van een toneelspeler tijdens WOII, gehuwd met de joodse Sarah. Sarah is vertaalster van Duitse schrijvers in ballingschap, is ouder en houdt er op het vlak van de liefde eigen ideeën op na. De roman begint met de instemming van de ik-persoon dat Sarah haar minnaar, die hij niet kent, zal volgen. Buurvrouw Judith, wiens zoontje Sally in het begin van de oorlog voor de deur is neergeschoten, zal bij hem intrekken en mee voor hun zoontje Imre zorgen. Het toneelgezelschap past zich tijdens de oorlog aan aan de eisen van de bezetter: geen joodse spelers, geen joods publiek, zelfcensuur (wijzigen van het repertoire). Geïsoleerd na de oorlog kiest de toneelspeler er voor om een carrière te beginnen “als speler van een monoloog“. Het tweede luik is een monoloog met het verhaal van Salomon Sachs, die op 7/8 jarige leeftijd met zijn nieuwe naam Sol ondergedoken in een klooster wordt opgenomen. Verraden door Jodenhaters uit het dorp, worden de nonnen verkracht en gedood en het klooster vernietigd. De kleine Sol is kunnen ontsnappen door de verwittiging van Céline, het meisje dat op hem verliefd is. Bij een bezoek aan het dorp veertig jaar later, samen met de journaliste Justine, die over zijn leven een reportage wil maken, wordt één en ander duidelijk.
Willem G. van Maanen verwerkt het thema van de bezetting, de Jodenhaat op een erudiete wijze. In het eerste deel wordt telkens verwezen naar het toneel en naar de stukken die gespeeld of afgevoerd worden. Ook het toneelspelen zelf komt frequent aan bod. Zo zegt zijn regisseur “dat ik niet moest spelen wie ik ben, maar moest zijn wie ik speelde.” (p.12) De ik-persoon vindt zichzelf een zwak persoon, “Een man zonder principes, dat was ik.” (p.61). In de proloog tot het tweede deel stelt de verteller: “Er zijn schrijvers die het onbeschrijfelijk opschrijven, schilders die het onzichtbare zichtbaar maken, en als ik mezelf als niet te verwaarlozen beschouwde, mevrouw, zou ik zo onbevreesd of onbeschaamd willen zijn hier, op het toneel, het onuitsprekelijke uit te spreken.” (p.84) Willem G. van Maanen schrijft stevig proza met lange volzinnen en bijzinnen, wat van de lezer de nodige aandacht vraagt. Het levert een intens en rijk (dubbel-)verhaal op, met vele rake quotes. “Als het verhaal, zoals ik al suggereerde, mevrouw, het voertuig van de herinnering is, dan is de verteller de voerman, van wie niet mag worden verwacht dat hij zich, bij toeval dan wel met opzet, in de weg vergist.” (p.127)
‘Heb lief en zie niet om’ verscheen voor het eerst in 2006. Dit is een zesde druk.