De Britse Nobelprijswinnaar Kazuo Ishiguro is een meester van het ongezegde. Zijn personages leven vaak in samenlevingen waar mensen geneigd zijn om bedenkelijke gezagsverhoudingen en onaangename waarheden toe te dekken. In zijn bekendste roman ‘The Remains of the day’ (De rest van de dag) laat een extreem loyale butler het verraderlijke gedrag van zijn meester uit zelfbehoud niet volledig tot zich doordingen. In ‘Never let me go’ (Laat me nooit alleen) maken we kennis met een toekomstig Engeland waar jongvolwassenen in een bevoorrechte omgeving wachten op een met eufemismen toegedekte lotsbestemming. Het wordt de lezer duidelijk dat het tot orgaandonor “opgekweekte” kinderen zijn. ‘Klara en de zon’ sluit wellicht het dichtste aan bij deze roman uit 2005. Aan het woord is Klara, een popachtige robot of KV (Kunstmatige Vriendin). Zij is behalve intelligent en zeer nieuwsgierig ook buitengewoon empathisch en helemaal bereid tot het uitvoeren waarvoor ze gemaakt is en in een etalage te koop staat: een kind gezelschap houden totdat het volwassen is. Op een dag kiest het zieke meisje Josie haar uit. Later blijkt dat de wanhopige moeder, die al een kind verloor, er rekening mee houdt dat ook Josie zal sterven. De op observeren en invoelen geprogrammeerde Klara zou dan, in een nagemaakte pop verwerkt, de verdwenen Josie kunnen vervangen. Waarbij de robot als het ware van attribuut in essentie zou veranderen. ‘Klara en de zon’ is vaagweg in Amerika gesitueerd en heeft wat van een stripverhaal, een SF vertelling en een parabel, en raakt aan de problematiek van kunstmatige intelligentie, de weerstanden die ze oproept en de grenzen waartegen ze botst. Maar het is ook een verhaal waarin Ishiguro opnieuw experimenteert met taal en perspectief. De lezer maakt kennis met nieuwe woorden, licht afwijkende idiomen van een toekomstige tijd en het bijzondere waarnemingsvermogen van een snel lerende robot, per definitie een buitenstaander in een mensenwereld. Klara’s blik is een gesplitst scherm dat de verschillende invalshoeken tot een genuanceerd beeld samenstelt. Haar energie wordt gevoed door de zon, die in dit boek een metaforische of religieuze meerwaarde krijgt. Als bedekte verwijzing naar het Franciscaanse Zonnelied is een dergelijke lectuur wellicht vergezocht, maar de wandelingen van Klara naar de open schuur op een heuvel, waardoorheen het zonlicht als in een heiligdom achter de horizon verdwijnt, en waar Klara om de genezing van haar beschermelinge vraagt, roepen associaties op met het voorhistorische Stonehenge. Een vijand van Klara die de broodnodige zonenergie verduistert, is de luchtvervuiling, waarvoor zij bereid is haar kunstmatige leven op het spel te zetten. Maar de lezer stelt zich vroeg of laat de vraag: hoe vindingrijk en autonoom kan een tot onbaatzuchtigheid voorgeprogrammeerde robot zijn? Met andere woorden: kan Klara een volwaardig of vertrouwd personage zijn? Zelfs de welmenende mensen kijken opvallend vaak van haar weg, alsof zij niet volledig zichtbaar is. Hoe “menselijk” kan een gebruiksvoorwerp zijn dat voor menselijke interactie is bedoeld? Het slot met een robot die “leegloopt” op een stort roept bij de lezer weemoed en ontroering op, maar die blijven bij Klara zelf onbepaald, ontwijkend of onmogelijk. Peter Bergsma zorgde voor de uitdagende vertaling van deze originele roman. Zoek voor zijn interessante opmerkingen hierover op het net: “Klara en de zon, Kazuo Ishiguro –Athenaeum Boekhandel”.