De eerste editie verscheen in 1980 met een boeiend verhaal van de gevierde schrijver, essayist en dichter Cees Nooteboom (°1933). In 1985 verscheen zelfs een Engelse editie bij Rizzoli in New York. Het boek, onder redactie van Cees W. de Jong, waarnaar vaak wordt verwezen is opnieuw beschikbaar. Een mooie tekst en schitterende documenten afkomstig uit de verzameling van het NAI, sinds 2013 Nieuw Instituut Rotterdam. De eerste zin van Nootebooms essay is: “De essentie van een nooit gebouwd gebouw is dat het er niet is….. het ongeschilderde schilderij wordt nooit gefotografeerd. Toch is er een verschil tussen het nooit geschrevene en het nooit gebouwde”. “Het ongebouwde maakt net zo goed deel uit van de cultuur…. Als zij gebouwd wordt zal het gebouwde ergens staan, het zal een bepaalde oppervlakte van de grond innemen, maar ook de ruimte”.
Nooteboom benadrukt dat het gebouwde niet valt te ontlopen, dat het ruimte gaat opeisen. De Nachtwacht van Rembrandt kan men ontlopen door niet binnen te gaan in het Rijksmuseum. Het gebouw is er! Vooraan in het boek één van zijn geliefde ontwerpen, een monumentale brug van Galman over het Ij in Amsterdam uit 1857 (Gemeentearchief Amsterdam). Hij beschrijft een ingebeelde wandeling op deze monumentale brug met als eindpunt de Dam en het Koninklijk Paleis. Een brug gericht recht in het hart van de stad. Uiteindelijk kwam er een spoorlijn en station evenwijdig aan het Ij. Het zicht vanuit de stad naar de rivier verdween.
“De ontwerper heeft, als zijn gebouw gebouwd wordt, macht”. Hij omschrijft dat wat architecten bedenken in relatie staat tot de drang om de gebouwde omgeving vorm te geven. “Ook in de architectuur wordt geërfd, het goede zowel als het kwade – en vergissingen hebben een land leven”. Vroeger sprak men van “bouwmeesters” maar wij kennen ook het woord “mismeesteren”. Nooteboom gaat uitvoerig in op de periode rond 1900 met Berlage, De Bazel, Lauweriks en anderen. In een ontwerp kan een architect vertrekken van een utopische insteek, zoals Wijdeveld. Het is de verbeelding aan de macht. “Een aantal van de gebouwen in dit boek is ongebouwd gebleven omdat collega-architecten er hun veto uitspraken”. Grote publieke gebouwen, waarmee men naam kon maken, kwamen na een wedstrijd en werden in de media besproken. Ofwel opgehemeld of genadeloos afgemaakt.
De groten der wereld hebben architectuur ingezet om hun macht te tonen, om een voetprint na te laten. Anderen zagen het als een middel om tot een nieuwe mens te komen. Het geloof is het maakbare. Hij beschrijft helder het proces van “ontmaterialisering” van de Nieuwe Zakelijkheid met een drang naar zuiverheid, transparantie en zich ontdoen van vormenwellust. De ontwerpen zijn chronologisch en het is een subjectieve keuze. Met mooie perspectieven willen architecten hun ambities visualiseren en de opdrachtgevers overtuigen om voor hun voorstel te kiezen. De tekening kan ook de expressie zijn van het ontwerpproces, een zoektocht zoals bij de kerk in Driebergen van Aldo Van Eyck.
Er werd geen wedstrijd ingericht voor het boek “Het verdriet van België”. Het is Hugo Claus die het ter wereld heeft bracht. Men gaat op reis niet om een boek te zien, wel om landschappen en vooral steden en gebouwen. Nooteboom’s dierbaarste herinnering was in 1980 de stad Salamanca en de ervaring van de Plaza Major. Vermoedelijk heeft hij ondertussen nog intensere ervaring meegemaakt.