Middeleeuwse badhuizen spreken bij menigeen sterk tot verbeelding. Zowat iedere Europese stad bezat er in die tijd een paar of zelfs meer van die openbare instellingen. Toch valt het op dat in het Nederlandstalige taalgebied over dit onderwerp weinig in boekvorm werd gepubliceerd. Duitstalige literatuur doet het in elk geval veel beter, zoals het boek van kunsthistorica Ulrike Kiby (Bäder und Badekultur in Orient en Okzident. Antiek bis Spätbarock uit 1995). Toch moet worden gezegd, dat badhuizen in Vlaamse steden (Gent, Antwerpen, Mechelen, Brugge – de meest hoerige stad uit de middeleeuwen, als we sommige schrijvers mogen geloven –, Brussel, Kortrijk, Aalst, Oudenburg, Diksmuide, …) alom tegenwoordig waren. Uiteraard worden badhuizen besproken in algemene uitgaven over de middeleeuwen, zijn er artikels over geschreven en komen ze vaak zijdelings ter sprake, meestal in de sfeer van een bordeel, in het kader van seksueel genoegen en zelfs als toonbeeld van uitbundige losbandigheid. Het is aldus uitstekend dat iemand zich diepgaander in het onderwerp is gaan specialiseren. De dame in kwestie is Fabiola van Dam. Na en tijdens een lange carrière in de cultuurwereld, vatte ze de studies in geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht aan en promoveerde vorig jaar op hoge leeftijd met een doctoraatsthesis over Het middeleeuwse openbare badhuis. Dat deze proefschriften in Nederland ook in boekvorm verschijnen, kunnen we alleen maar toejuichen. Deze uitgave is het resultaat: sober en correct uitgegeven, verlucht met een keuze uit de waaier aan voorstellingen van middeleeuwse badhuizen of aanverwante afbeeldingen en wetenschappelijk sterk onderbouwd. Dit laatste zorgt ervoor dat natuurlijk het badhuis op zich wordt behandeld, maar dat het eveneens wordt gekaderd en in de figuurlijke ruimte wordt gesitueerd. Intussen vernemen we meer hoe we in de middeleeuwen moeten baden, wie het personeel is, wat er in een badhuis allemaal kan – zoals ook het scheren, het haarknippen en het verzorgen van de nagels –, hoe de middeleeuwse mens met hygiëne omging, waarom ze er (graag) naar toe trokken, welke de reglementen waren, hoe het werkte enz. Om die zovele vragen te beantwoorden bestudeerde de auteur tientallen teksten die ze grondig bespreekt en van commentaar voorziet. Ze gaat zelfs verder de filosofische toer op, vergelijkt het middeleeuwse baden met christelijke aspecten en ze vergeet ook niet andere godsdiensten erbij te betrekken. Baden was dus ook een spiritueel fenomeen. Uiteraard komt ook en terecht het in de middeleeuwen ruim verspreide boek van Valerius Maximus Faits et dits mémorables, waarvan een hoofdstuk bijna steeds met dergelijke badscènes werd geïllustreerd, aan bod. Wel vroegen we ons af waarom nergens de symboliek van de luit, die geregeld op miniaturen met het interieur van een badhuis wordt bespeeld, niet wordt behandeld? Of ook niet de aanwezigheid van een hondje wordt vermeld en besproken? En zelfs het eten van (rode!) en sterk symbolisch geladen kersen vonden in het boek niet terug. Maar dat doet geen afbreuk aan de degelijkheid en accuraatheid van deze studie. De voetnoten zijn in deze uitgave inderdaad en terecht voetnoten. Achteraan krijgen we een uitgebreide bibliografie, een lijst van de afbeeldingen maar geen index, wel een Engelse samenvatting.