Jonathan Israel is emeritus-hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan het Institute for Advanced Study in Princeton. In de Lage Landen is hij vooral bekend omwille van zijn trilogie over de Verlichting, Radicale Verlichting, Verlichting onder vuur en Democratische Verlichting, en zijn werk over de Franse Revolutie, Revolutionaire ideeën. Daarbij aansluitend publiceerde hij een studie over de Amerikaanse Revolutie (2017), vertaald als Lopend vuur. Hoe de Amerikaanse Revolutie de wereld in vlam zette, 1775-1848.
Israel laat zien hoe de Amerikaanse Revolutie de wereld inspireerde. Hij werkt verder op het concept van de Amerikaanse historicus R.R. Palmer. De Palmerthese (1959) benadrukte de gemeenschappelijke bedding van een ‘Atlantische Revolutie’. Net zoals men de revoluties in het Midden-Oosten vanaf de jaren 2010 onder de gemeenschappelijke noemer ‘Arabische Lente’ brengt, kan men de revoluties langs weerszijden van de Atlantische Oceaan in de jaren 1775-1850 onder de koepel ‘Atlantische Revolutie’ brengen. Daarbij accentueert men dus expliciet de wisselwerking in inspiratie en verloop.
Israel wijst in zijn inleiding op het belang van de Amerikaanse Revolutie (1774-1783) voor de democratisch-republikeinse moderniteit, maar staat ook stil bij de initiële verdeeldheid. Adams en Jefferson waren iconen van twee verschillende typen Verlichting: een gematigd/aristocratisch monarchisme versus een radicaal/democratisch republicanisme, smal versus breed kiesrecht. Het enthousiasme voor de Amerikaanse Revolutie ging terug op het gegeven dat in de jonge VSA voor het eerst tot dan toe abstracte verlichte ideeën in praktijk gebracht werden. De daarmee gepaard gaande ideologische discussies werden langs weerszijden van de oceaan intensief gevolgd en becommentarieerd. Israel zet dus de trans-Atlantische bedding stevig op de voorgrond: de jonge VSA als de smidse van de democratisch-republikeinse moderniteit werd de aandrijfkracht voor ontwikkelingen elders.
Israel vertelt in het corpus eerst het verhaal van de Amerikaanse Revolutie, gaat in op haar karakter, gaat na hoe de jonge republiek zich verhield tot slaven, zwarten, indianen, vrouwen en aan het moederland loyaal gebleven blanken. Vervolgens gaat hij de impact van de Revolutie langs weerszijden van de oceaan na. Dan behandelt hij de Napoleontische periode en de restauratie met de weerslag op het politieke denken in de jonge VSA. Ten slotte eindigt hij met de revolutiegolf van 1830 en die van 1848-1849, waarin democratische republikeinen tegenover socialisten stonden, en met de politieke reacties daarop in Amerika.
In de conclusie stelt hij zijn bevindingen scherp. De Atlantische Revolutie wortelde in de Radicale Verlichting, die aan de basis lag van de Amerikaanse Revolutie. Maar de Amerikaanse Revolutie kon haar eigen beloften niet waarmaken. In 1848 kwam er een einde aan de VSA als pionier van de democratisch-republikeinse moderniteit. De conservatieven wezen op het exceptionalisme van de VSA en verdedigden de eigen Amerikaanse democratie met haar ingebakken ongelijkheden door het ‘radicale’ ‘Europese’ socialisme af te wijzen.
Dit is een ongetwijfeld belangrijke studie, die ook actuele relevantie heeft. Wanneer Israel schrijft over de populistische Andrew Jackson, president in de jaren 1829-1833, kan de aandachtige lezer niet anders denken dan aan de recente geschiedenis van de VSA.