De Annales Regni Francorum of ‘Kronieken van het Frankische Rijk’ zijn samen met de Vita Karoli Magni van Einhard de belangrijkste bron voor de tijd van de Karolingers Pepijn III de Korte, Karel de Grote en Lodewijk de Vrome. In de voorliggende tekstuitgave van de Annales Regni Francorum wordt de complete tekst voor het eerst volledig in het Nederlands vertaald.
De kronieken bestrijken een periode van niet minder dan 88 jaar, vanaf 741, toen de latere koning Pepijn III de Korte zijn vader Karel Martel als hofmeier opvolgde tot het einde van 829, toen Karel de Grotes zoon en opvolger Lodewijk de Vrome over het Frankische Rijk heerste. Die periode omvat verschillende sleutelmomenten van het Frankisch-Karolingische rijk: de ‘staatsgreep’ van hofmeier Pepijn met het naar een abdij verbannen van de laatste Merovingische koning Childerik III in 751, de regering van Karel de Grote (768-814) met o.a. de fameuze keizerskroning op kerstdag 800 en de overgang naar de regering van Lodewijk de Vrome (814-840). De tekst zelf is voornamelijk een opsomming van militaire acties, diplomatiek missies en politieke gebeurtenissen met weinig aandacht voor de motivatie van de actoren en voor de analyse van de gebeurtenissen en de dieper liggende oorzaken.
De tekst werd toegeschreven aan Einhard (770-840), die de onbetwiste auteur was van de Vita Karoli Magni. In deze tekstuitgave wordt daar ook vanuit gegaan, hoewel er mogelijk meer auteurs aan het werk waren, gezien de licht evoluerende stijl.
De tekstuitgave en parallelle Nederlandse vertaling worden voorafgegaan door vier inleidende hoofdstukken. ‘Over de tijd van Karel de Grote’ schetst de context in brede zin: de structuur van de macht, de rol van Kerk en Staat en de familiale banden. Het wat minder relevante ‘De waarde van kronieken’ probeert het belang van eigentijdse kronieken voor de geschiedschrijving te duiden. ‘De overlevering van de Annales Regni Francorum’ behandelt de geschiedenis van Einhards manuscript en de opeenvolgende, deels ook herziene versies daarvan. ‘Einhard – hoveling en chroniqueur’ gaat dieper in op de auteur. De inleiding wordt afgesloten met een ‘Verantwoording van de werkwijze’.
De tekstuitgave is het werk van een vertalerscollectief en gebeurt parallel: het Latijnse origineel op de even of linkerpagina, de Nederlandse vertaling op de oneven of rechterpagina met de nodige voetnoten over personen, topografische aanduidingen en gebeurtenissen. Na de tekstuitgave volgen nog zes bijlagen over realia die langere duiding vragen, o.a. over het Chanson de Roland. Twee stambomen, een literatuuropgave en een lijst van digitale bronnen en een uitgebreide index sluiten de tekstuitgave af. In de literatuurlijst werd de verdienstelijke monografie van Raoul Bauer, Karel de Grote, Sterck & De Vreese, 2019, niet opgenomen. Een kleurenkatern geeft wel relevante afbeeldingen.
De sobere Latijnse tekst werd in vlot lezend Nederlands vertaald. Deze tekstuitgave komt zeker tegemoet aan een behoefte, ook in Vlaanderen, al is het maar dat leerkrachten secundair onderwijs hier alternatieve bronnen vinden voor de behandeling van de vroege middeleeuwen en de Karolingische periode.