“We bevinden ons in de krankzinnige situatie dat het ik-narratief van de ervaring en het derdepersoonnarratief van het experiment elkaar voor rotte vis uitmaken, elk vanaf hun eigen kant van de verklaringskloof, die werkelijk gigantisch is.” De woorden zijn van Saul Prokosch, een wetenschapper die meewerkt aan het Brainwaves-project van de megalomane en, zoals Saul uiteindelijk zal ondervinden, meedogenloze en drugsverslaafde techno-ondernemer met de toepasselijke naam Hunter. Ze bevolken samen met een resem andere personages de nieuwe roman van Edward St Aubyn, de Britse auteur van de terecht bejubelde en ook verfilmde Melrose-romans. Zo zijn er de vriendinnen Olivia en Lucy die door Hunter respectievelijk om hun wetenschappelijke en zakelijke knowhow werden aangeworven. Terwijl Hunter verliefd wordt op Lucy, net op het ogenblik dat bij haar een hersentumor wordt ontdekt, raakt Olivia zwanger van Francis, een adept van organische verwildering van landschappen. Olivia is de adoptiefdochter van twee psychoanalytici. Vader Martin heeft als patiënt een jonge schizofreen die de tweelingbroer van zijn aangenomen dochter blijkt te zijn. Haar zwangerschap en eventuele kennismaking met haar broer dreigen oude wonden te openen. Edward St Aubyn verweeft de levens, de gevoelens en gedachten van deze hoogbegaafde en welgestelde mensen doordacht met elkaar en toont zich, net als in de Melrose-romans, een meester van de uitgewerkte en briljante, soms recherché metafoor. Het Brainwaves project wil Happy Helmets produceren, virtual reality hoofddeksels die de gebruiker toelaten een gelukkiger bewustzijn te ervaren. Bij een heilige franciscaan wordt de mystieke herseninhoud afgetapt, met het oog op de commerciële exploitatie van zo’n heilig hoofddeksel of “capo santo”. Het levert een grappige en geestige episode op met een vrome en verwonderde pater Guido en zijn gehaaide superieur, de op geld beluste kardinaal Lagerfeld. Maar de prelaat is dan weer net zo onsympathiek als de fanatieke “fysicalist” Sir William Moorhead, “zijn spirituele tweeling” maar ook “vijand van het geloof”, in wie menige lezer trekken van Richard Dawkins zal ontdekken. Het zijn allebei dogmatici die net als ondernemer Hunter voorbijgaan aan de complexiteit van bio- en antroposfeer en zich al te gretig en verblind overgeven aan een verengde visie van dé wetenschap. Maar wetenschappen vormen geen piramide maar een archipel, “verspreide eilandjes van kennis, sommige met elkaar verbonden door een brug, andere betrekkelijk geïsoleerd.” Wie deze complexiteit wel ervaart, en niet zonder verwarring beleeft, is bioloog Francis, die de avances van een schatrijke Amerikaanse met pijnlijke wilskracht afweert, in het volle besef van de krachtige lichamelijke verleiding en van de spijt om de gemiste “zwakheid” die hem – zo beseft hij - eveneens zou gespeten hebben. Het levert intense en overtuigende, in alle bedreigde kuisheid erotisch geladen bladzijden op. Ook de twee psychoanalytici beseffen dat de kloof tussen “nature and nurture”, tussen meetbare kennis en subjectieve ervaring, tussen genetica en persoonlijke geschiedenis, tussen brein en bewustzijn nog niet en wellicht nooit zal gedicht worden. In ‘Dubbelblind’ heeft Edward St Aubyn filosofisch en wetenschappelijk denken en vertelplezier vervlochten tot een stimulerende en boordevolle, om aandachtige lectuur vragende roman. De taal is briljant en gecondenseerd, en de roman is hedendaags in de beste betekenis van dat woord.