De universiteit van Amsterdam organiseerde in 2014 een boeiende reeks voordrachten met als titel “Vrouwen in de kunst”. Niet enkel kunstenaressen kwamen hierbij aan bod, maar ook vrouwelijke opdrachtgevers en verzamelaars. Die laatsten zijn niet zelden telkens dezelfde en logischerwijze in beide gevallen afkomstig uit de welgestelde burgerij en de adel. De jonge Nederlandse kunsthistorica Jitske Jasperse -auteur van zowel de lessenreeks als dit voortreffelijk boek- heeft wereldwijd interessant onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vrouwen in deze vrouwelijke “triptiek” (sic) van hoedanigheden in de kunstgeschiedenis en in de museale verzamelingen. Het resultaat bleek beschamend, ook nu nog als je de verhouding mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de musea bekijkt. Immers die vrouwelijke aanwezigheid is er wel degelijk altijd al geweest. Maar wie heeft ooit gehoord of gelezen over de Brugse 16de eeuwse miniaturiste Levina Teerlinc, die het tot hofschilder bracht van Hendrik VIII van Engeland? Of van de 19de eeuwse Amerikaanse Edmonia Lewis, die schitterende witmarmeren portretbustes sculpteerde en als eerste zwarte studeerde aan het Oberlin college in Ohio? Vrouwelijke verzamelaars en opdrachtgevers zijn qua naam bekender, want ook om andere redenen beland in de (kunst)geschiedenisboeken. Zo is er o.a. Joséphine de Beauharnais, de vrouw van Napoleon, die in haar kasteel van Malmaison een grote verzameling kunstvoorwerpen aanlegde of Margaretha van Oostenrijk, de tante van Karel V, die in haar Mechelse paleis kunstvoorwerpen en curiositeiten bijeenbracht. De nog bestaande inventarissen hebben daarbij enorme informatieve waarde. Zo bestaan er van de verzameling van Margaretha van Oostenrijk nog twee volledige inventarissen uit de vroege 16de eeuw. In de 20ste eeuw is Peggy Guggenheim één van de meest tot de verbeelding sprekende namen, als het om kunstverzamelaars gaat. Minder bekend is misschien dat ook Subh, de concubine van emir Al Hakam II al in de 10de eeuw de macht had om opdracht te geven luxueuze voorwerpen voor haar te maken. Veel van de genoemde verzamelingen zijn de basis geworden voor grote alom gekende musea. De auteur weet telkens alle personages in hun historische context te plaatsen en er niet zelden “une petite histoire” aan toe te voegen. Dat maakt de tekst niet enkel boeiend, maar bovendien bij momenten ook meeslepend. Interessant zijn de twee beknopte stambomen, die de lezer achteraan vindt, moest hij/zij de draad kwijt raken i.v.m. afstamming en/of verwantschap van eerder genoemde figuren. De kleurenillustraties zijn talrijk en van uitstekende kwaliteit.
De bibliografie helemaal achteraan is geen saaie opsomming van auteurs en titels, maar eerder een combinatie van literatuuropgave en noten, waard om te lezen.
Een aanrader op alle gebied.