In zijn Voorwoord bij ‘Vliegoefeningen’, een graphic poem van Lies van Gasse bij een keuze van gedichten uit het oeuvre van Guido Gezelle, heeft Geert Buelens het over diens ‘ecologische lessen’. Dat de wereld van Gezelle niet meer bestaat, dat wij politiek, economisch, sociaal, technologisch en, cultureel in een ander universum leven dan de schrijver, staat onomstotelijk vast voor hem. Maar, zo noteert Buelens verder, ‘dat aanvoelen van de ecologische ravage die we – nu de klimaatcrisis zich manifesteert in onze eigen straten en dorpen – niet meer kunnen negeren, maakt Gezelle plots weer tot een tijdgenoot.’ In haar commentaar bij de gedichten die zij selecteerde voor de bundel schrijft Van Gasse: ‘bij Gezelle gaat alles over vliegen omdat alles een spel is tussen Hemel en aarde’ (p. 77), ‘in de gedichten van Gezelle is de natuur voortdurend in beweging. En daardoor de taal ook. Ongelooflijk hoe zijn gedichten nog steeds swingen’ (p. 78), en vooral dan: ‘Bij het begin van dit project ging ik, zo gaat dat dan, op zoek naar gelijkenissen tussen mezelf en de dichter. Dat leverde niet veel op. (…) Tot ik dank zij het gedicht ‘Boodschap’ leerde dat we één (misschien heel belangrijk) iets gemeen hadden: we hadden allebei lesgegeven. (…) Het is een prachtig gedicht, en tegelijkertijd heel fout. Prachtig omwille van de grondige beschrijvingen van veertjes, eitjes, kleuren & de taalmuziek. Maar (…) het doet me als natuurliefhebber/98% vegetariër wel pijn dat Gezelle zelf (…) en zelf vogels is gaan schieten om zijn “museum” te kunnen inrichten. Maar ja, de tijden waren anders zeker?’ (p. 85)
De ‘swingende’ tekeningen van Lies van Gasse, die in hun steeds variërende kleurenaanpak aansluiting zoeken bij de ‘swingende’ taal van Gezelle, en de manier waarop de tekst van de gedichten in wisselende lettergrootte wordt aangereikt, maakt van de bundel ‘Vliegoefeningen’ een opmerkelijk geheel. Voor de lezer-van-nu meteen een uitnodiging de gedichten van Guido Gezelle - van het overbekende ‘Het schrijverke’ tot minder vaak geciteerde gedichten als ‘Niemandsvriend’ (over de distel) – te lezen en te herlezen.