‘Paradise’ werd in 1994 genomineerd voor de Man Booker Prize. Toen won de Schot James Kelman, wellicht de commercieel minst succesrijke en kritisch meest betwiste Booker-bekroning. Tinke Davids maakte meteen een Nederlandse vertaling van ‘Paradise’, dat voor Gurnah de doorbraak betekende. Deze vertaling verscheen pas in een tweede druk toen Abdulrazak Gurnah najaar 2021 onverwachts de Nobelprijs voor Literatuur kreeg. ‘Paradijs’ is in de hij-vorm geschreven maar de zwijgzame en opmerkzame Yusuf is het ultieme referentiepunt van deze roman. De beeldschone twaalfjarige jongen moet het huis verlaten als “oom” Aziz, een rijke en machtige koopman, hem uit het ouderlijke huis komt ophalen. Dit is Tanzania, vlak voorde Eerste Wereldoorlog. Yusuf is een ‘rehani’, wat in het swahili hypotheek betekent. Hij is dus gijzelaar of onderpand voor de onbetaalde schulden van zijn vader. Hij werkt in de winkel van de koopman waar Khalil, een andere rehani, zich over hem ontfermt. Als de vrouw van Aziz onkuise belangstelling voor hem toont, wordt Yusuf naar een bergdorp gestuurd, waar hij de gesprekken van een realistische én van een zeer vrome moslim beluistert, en ook van een Indiër die zich voorneemt de Koran te vertalen om zijn vrienden van hun dwalingen te bevrijden. De buitenwereld is er het onderwerp van sterke verhalen. Dit is een wereld van boeren en krijgers, van kooplui – geen beschaving zonder handel – en armen, van moslims en “wilde” heidenen. En waar het landschap zowel een droge hel als een vegetatief paradijs kan zijn. Oom Aziz is er de sluwe en ondernemende koopman die jaarlijks met zijn karavaan, inclusief musicerende begeleiders, hardhandige slavendrijvers en arme koelies, handel drijft in gevaarlijke gebieden voorbij de grote meren (en in het geheim aan ivoorsmokkel doet). Dier, mens en natuur zorgen voor een permanent vijandige omgeving. Op een dag mag Yusuf mee op zo’n uitvoerig geschetste tocht die bijna faliekant afloopt. ‘Paradijs’ is de roman van een volwassenwording. Yusuf groeit op van een twaalfjarige knaap tot een trouwrijpe jongeman. Bij zijn terugkeer komt het tot een ontmoeting met de echtgenote van Aziz, een al oudere vrouw met een geheimzinnige wonde, die Yusuf met gebeden en aanrakingen moet genezen. De tweede, veel jongere vrouw van Aziz is de zus van Khalil en het echte doel van Yusufs steeds gevaarlijker bezoeken aan de oudere vrouw. Uiteindelijk ontsnapt hij op het nippertje aan de grijparmen van deze oude vrouw. De episode lijkt tot in de details op het verhaal van de als slaaf verkochte Jozef en de overspelige Egyptische vrouw van Potifar, bekend in zowel de joods-christelijke als de islamitische traditie. De Bijbelse Jozef belandt in de gevangenis, Aziz gelooft in het talent, de onschuld en de bruikbaarheid van Yusuf. Maar die beseft, nu hij verneemt dat zijn ouders dood zijn, dat hij in de val zit: “Hij dacht aan Khalil en glimlachte ondanks zijn somberheid. Zo zou hij ook worden, als hij slim was. Net als Khalil. Nerveus en strijdlustig, aan alle kanten ingesloten en afhankelijk. Gestrand in het niets”. Als de jonge vrouw niet samen met hem hun beider slavenbestaan wil ontvluchten, trekt Yusuf in een wanhoopspoging een walgelijke troep Duitse soldaten achterna. De Eerste Wereldoorlog is begonnen. Nieuwe en vreemde machthebbers zijn op komst, nog wreder en ongenadiger dan de vertrouwde onderdrukkers. ‘Paradijs’ is een sfeervol, doorleefd en genuanceerd verhaal over een veranderende wereld, waar religies, etnische oorsprong en talen voor complexiteit zorgen, kinderroof niet ongewoon is en slavernij al lang voor de komst van de Europeanen schering en inslag was. De vertaling leest vlot op enkele storende fouten na, zoals: “in front of everyone” vertaald als “voor het front van alle anderen”.