In "De hemelschijf van Nebra" gaan archeoloog Harald Meller en historicus en wetenschapsjournalist Kai Michel ‘Op zoek naar een verdwenen beschaving in het hart van Europa’, zoals de ondertitel luidt. Meller is directeur van het museum voor prehistorie in Halle an der Saale en wist een in 1999 door illegale schatzoekers bij Nebra in Midden-Duitsland gevonden object veilig te stellen om er onderzoek op te kunnen doen.
Het raadselachtige voorwerp bleek een bronzen schijf met gouden versieringen te zijn en bij nader onderzoek de oudst bekende voorstelling van de kosmos, vandaar hemelschijf van Nebra. De auteurs zien hierin het bewijs dat er 3600 jaar geleden in het hart van Europa een tot nog toe onbekende, maar hoogontwikkelde beschaving heeft bestaan.
Meller en Michel kozen ervoor de lezer dezelfde weg te laten doorlopen als de wetenschappers die voor het eerst hoorden van de hemelschijf, de schijf verwierven en de controverses omtrent de echtheid ervan tot in de rechtbank moesten verdedigen. Deel I ‘De gesmede hemel’ heeft dan ook de vorm van een echte krimi. De auteurs vertellen hoe Meller via een undercoveroperatie het object wist te verwerven, hoe de illegale opgraving de archeologische context jammer genoeg vernietigde, hoe het juridisch proces rond de illegale opgraving de schatgravers dwong hun vindplaats prijs te geven en hoe de helers om strafvermindering te bekomen opperden dat het om een vervalsing ging. De auteurs geven een inkijk in het natuurwetenschappelijk archeologisch onderzoek in bronstijdmetallurgie en bespreken de verschillende interpretaties van de schijf als sterrencode en kalender. Als eindhoofdstuk van dit deel presenteren ze helder de wordingsgeschiedenis en de verschillende veranderingen, die de hemelschijf in de loop van haar bestaan onderging.
In deel II ’Het rijk van de hemelschijf van Nebra’ exploreren Meller en Michel de bredere context, waarin de hemelschijf tot stand kwam. Die context was een schriftloze bronstijdbeschaving. Ze situeren de sterrenschijf in de Únĕticecultuur, die genoemd is naar een Boheems dorp ten noordwesten van Praag en die zich historisch situeerde circa 2000 tot circa 1600 voor Christus, toen de hemelschijf in de grond begraven werd.
Meller en Michel tonen aan dat de Midden-Europese bronstijd veel complexer was dan tot nog toe verondersteld en dat de culturen in Midden-Europa intensieve betrekkingen onderhielden met de simultane beschavingen in Engeland en het Nabije Oosten. De schijf was dan ook een product van een geglobaliseerde wereld van Cornwall tot de Oriënt. Het probleem van de Europese prehistorie ten noorden van de Alpen zo’n vierduizend jaar geleden blijft dat het een schriftloze beschaving was en alles dient achterhaald te worden via een archeologie die enorm schatplichtig is aan de natuurwetenschappen en aan interdisciplinair onderzoek. Hun boek is dan ook een prachtige illustratie van het belang van het natuurwetenschappelijke onderzoek in de archeologie van de – Europese – prehistorie.
In de epiloog presenteren de auteurs een filosofische beschouwing onder de vorm zeven lessen die we van het onderzoek naar de hemelschijf kunnen leren. Een kleurenkatern met relevante afbeeldingen en duidelijke kaarten en infographics en achteraan een literatuurlijst vervolledigen dit meeslepend geschreven werk over de Europese prehistorie.