Het valt altijd toe te juichen als een standaardwerk uit de wereldliteratuur een nieuwe Nederlandse vertaling krijgt. Ook wanneer een klassieker van het christelijke erfgoed, die een stempel drukte op de Europese cultuur, wordt vertaald, verdient dat alle lof. Zo’n parel die nu opnieuw in alle glorie schittert, is de Legenda aurea van Jacobus de Voragine (ca. 1228-1296). Om bij de auteur te beginnen: we weten niet zo heel veel over zijn leven, maar Jacobus was een dominicaan – hij trad in in 1244 in Genua –, een schrijver, een bestuurder en de laatste zes jaar van zijn leven de aartsbisschop van Genua. Van 1267 tot 1277 en van 1281 tot 1286 was hij prior-provinciaal van de dominicaanse provincie Lombardije die heel Noord-Italië en de bovenste helft van Midden-Italië omvatte. Van 1283 tot 1285 leidde hij tegelijk zijn hele orde in afwachting van de verkiezing van een nieuwe magister-generaal. Als schrijver heeft hij vooral preekboeken – met daarin veeleer preekmodellen en -tips dan echte preken –, een Mariaboek en een Kroniek van Genua op zijn naam staan. Het meest bekende werk dat na 30 jaar vertaalwerk nu integraal in het Nederlands verschijnt, is zijn Legenda aurea, zeg maar een “Bijbel vol heiligenlevens”. Ook hier gaat het eigenlijk om een boek dat bedoeld is als hulpmiddel voor predikanten. In dat werk komen de heiligen aan bod volgens hun feestdag in de kerkelijke kalender. Na een “voorrede” over de heilsgeschiedenis bevat de Legenda aurea 178 hoofdstukken “volgens de jaarkring” vanaf de advent, het begin van het kerkelijke jaar. Het einde wijkt wat af, daar staat een cyclus van zes woestijnvaders, komt paus Pelagius I aan bod, hoewel die nooit een erkende heilige was en is er een hoofdstuk over het “kerkwijdingsfeest”, de dag waarop de inwijding van het eigen kerkgebouw wordt gevierd. Daarna volgen nog 24 hoofdstukken over feesten van Christus, van de heilige Geest en van de maagd Maria, over vasten- en processiedagen, Kruisvinding en Kruisverheffing, Allerheiligen en Allerzielen. De hagiografische teksten bundelen vooral bekende verhalen en bevatten ook wel eens theologische uiteenzettingen. Voor een hedendaagse lezer vergt het wel wat inspanning om in de middeleeuwse denkwereld thuis te komen. Zo begint Jacobus de Voragine zijn heiligenuitleg vaak met een etymologische duiding van de naam van de besproken figuur. Zelden is dat wetenschappelijk correct, het is hem te doen om symboliek, om een ernstig spel van betekenissen afleiden die verklaren waarom dit een heilige is. Dit boek was al snel heel populair en kende een immense verspreiding, maar na de Reformatie ging het snel bergafwaarts met dit soort heiligenlegenden. Toch blijft dit werk belangrijk omdat het een reusachtige impact had op de kunstwereld. Veel glasramen, beeldhouwwerk, schilderijen, fresco’s, toneelliteratuur, mysteriespelen en andere literaire werken zijn maar te begrijpen vanuit de beschrijvingen uit de Legenda aurea. Deze kanjer is dus vooral een hulpmiddel om de Europese kunstgeschiedenis te begrijpen en daarom is het zo belangrijk dat er een integrale vertaling van dit 13de-eeuwse heiligenboek verscheen.