Op 30 januari 1648, net 375 jaar geleden, bevestigden de Republiek der Verenigde Provinciën en het koninkrijk Spanje in Münster - Munster in de gangbare Nederlandse schrijfwijze, tegenwoordig meestal in de Duitse schrijfwijze – de al eerder wederzijds feitelijk erkende onafhankelijkheid met een vredesverdrag. Na ratificatie door de Staten-Generaal en de koning van Spanje werd op 15 mei de vrede plechtig getekend door de Nederlandse en Spaanse gezanten en met een eed bekrachtigd. Het was het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de internationale erkenning van de soevereiniteit van de Republiek. De scheiding tussen de Staatse en de Spaanse Nederlanden werd definitief bezegeld en zou niet meer te keren zijn, spijts de episode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830). De Vrede van Münster was maar een van de vredesverdragen van Westfalen, die ook een einde maakten aan de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) in het Duitse Rijk.
De productieve historicus Arnout van Cruyningen, gespecialiseerd in dynastieke en staatkundige geschiedenis van Nederland, schreef eerder al verschillende werken over de vroegmoderne Nederlandse geschiedenis. Recent verschenen van zijn hand 1572 Een kanteljaar in de Tachtigjarige Oorlog en 1672 Het rampjaar van de Republiek. Met het voorliggende De Vrede van Münster. Het einde van de Tachtigjarige Oorlog, 1648 voleindigt de auteur een handzame trilogie over sleutelmomenten uit de geschiedenis van de Republiek. Het voorliggende werk is gelijkaardig gestructureerd als 1672 Het rampjaar van de Republiek en contextualiseert de Vrede van Münster.
Binnen een bestek van 140 bladzijden corpus schetst Van Cruyningen eerst de Republiek en haar politieke structuur, vervolgens gaat hij in op het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) met vredesgezinde en oorlogsgezinde partijen in de Republiek en de problematiek van de unie, de religie en de militie in de periode 1621-1648. Dan behandelt hij het vredescongres zelf, in praktijk gehouden in Münster en Osnabrück, waar voor het eerst in de geschiedenis zoveel heersers en staten tegelijkertijd vertegenwoordigd waren. In het vijfde hoofdstuk portretteert hij de Staatse ambassadeurs en in het zesde de gezanten van de Spaanse en Franse delegatie. Het laatste hoofdstuk focust op de bezegeling van de vrede met veel aandacht voor het protocol, de plechtige afkondiging in de Republiek, maar ook in de Spaanse Nederlanden, onder andere te Antwerpen en Brussel, en de propaganda daarrond met het schilderij van Gerard ter Borch en de talrijke daarop gebaseerde gravures. Aparte kaders in hoofdstuk 5, 6 en 7 bevatten uittreksels uit relevante primaire bronnen.
Op het corpus volgen een uitgebreid chronologisch overzicht, dat de eerste helft van de 17de eeuw bestrijkt (1609-1650), en twee waardevolle bijlagen. Bijlage 1 geeft ‘hertaald’ de Nederlandse tekst van het vredestraktaat en bijlage 2 het bericht over het vredesverdrag van twee gevolmachtigden aan de Staten van Holland en West-Friesland.
Het werk is verluchtigd met kleurenillustraties uit de tijd zelf, die goed geduid worden, maar waarvan de grootte beperkt wordt door het keurslijf van het formaat van het boek. Noten en een beknopt literatuuroverzicht vervolledigen dit overzichtelijk werk over dat voor de Republiek en de Spaans gebleven Nederlanden zo cruciale jaar 1648.