In "Bedekt. Een antropologische geschiedenis van de cache-sexe" tracht Philip Van Kerrebroeck de vraag te beantwoorden waarom mensen doorheen de geschiedenis hun geslachtsdelen bedekten en waarom ze een of andere vorm van cache-sexe – volgens de Woordenlijst van de Nederlandse Taal beter cache-sekse – droegen. De in Leuven geboren auteur is emeritus-hoogleraar urologie (Universiteit Maastricht) en geraakte in de loop der jaren geïnteresseerd in de geschiedenis van de urologie en in de culturele antropologie.
In het voorwoord geeft Van Kerrebroeck aan een antwoord te willen bieden op vragen zoals: hoe kijken we naar onze (uitwendige) geslachtsorganen en die van andere mensen? Hoe was dat in het verleden? En in andere samenlevingen? Waarom voelen we de noodzaak onze geslachtsorganen te bedekken en hoe doen we dat? Is een cache-sexe slechts een bescherming of is het tevens een manier om de aandacht te trekken? Wordt zo’n bedekking ook gedragen als een subtiel verleidingsmiddel? Waarom is het dragen van een cache-sexe in de ene samenleving een uitdrukking van schaamte en in een andere niet?
Het opzet van de auteur is om een brede kijk op het onderwerp te geven. Hij neemt de lezer mee in zijn geschiedenis van de genitale bedekking door de tijden heen en over heel de wereld en gaat dieper in op de zeer verschillende verschijningsvormen van cache-sexe.
Van Kerrebroeck exploreert zijn thema in zeven hoofdstukken. In de inleiding omschrijft hij eerst uitvoerig wat onder cache-sexe begrepen dient te worden, met aandacht voor de vorm en het materiaal, de geschiedenis en de verschillende functies ervan. In het eerste hoofdstuk verkent hij het verschil tussen naakt (jezelf zijn, zich onthullen) en bloot (naakt gezien worden door anderen, ontbloot worden) en verder kleding als bescherming en sociaal distinctiemiddel. In het tweede hoofdstuk ‘Onbedekt, bedekt en ontdekt’ geeft hij de conjuncturele trends van het omgaan met schaamhaar en genitale tatoeages en piercings. In de hoofdstukken drie tot en met zes beschrijft hij systematisch de geschiedenis van het bedekken van de schaamstreek, de billen, de vulva en de penis. Hij gaat telkens na hoe het betreffende deel van het menselijk lichaam doorheen de tijd en in verschillende culturen werd waargenomen en geapprecieerd. In het laatste hoofdstuk behandelt hij de cache-sexe in kunst en mode, o.a. het (vijgen)blad en andere meer artistieke en modieuze expressies.
Tussen de hoofdstukken belichten aparte vensters het prehistorische naakt, oud-Grieks schaamhaar, de cache-sexe van Christus, het uitgebuit achterwerk van Saartje Baartman, de middeleeuwse vulva’s en de pseudo-cache-sexe.
Van Kerrebroeck doet uitgebreid beroep op historische, antropologische en linguïstische gegevens. Door de ambitie van heel de geschiedenis en heel de wereld te willen behandelen, loopt de lezer soms wat verloren en mist hij een meer uitgesproken rode draad. Het gebruik van Juvenal, Martial, Antioch en Sint Bede voor Juvenalis, Martialis, Antiochië en Beda (Verabilis) en een zeldzame typefout zijn wat ongelukkige schoonheidsfoutjes. Het boek bevat relevante kleurenillustraties en zeldzame historische foto’s. Een bibliografie van op enkele uitzonderingen na haast uitsluitend Engelstalige publicaties vervolledigt dit beslist lezenswaardig en door uitgeverij Sterck & De Vreese prachtig vormgegeven boek.