Het vernietigingskamp van Sobibor in Polen is veel minder bekend dan dat van Auschwitz. Reden hiervoor is dat haast niemand Sobibor overleefde. In anderhalf jaar tijd werden er meer dan 170.000 Joden direct na hun aankomst vergast, onder wie 34.000 Nederlanders.
Er is echter ook een andere reden waarom Sobibor grotendeels onbekend gebleven is, namelijk een georganiseerde opstand die in oktober 1943 plaatsvond.
Onder leiding van een Joodse legerofficier en de zoon van een Poolse rabbijn kwamen duizenden gevangenen met de moed der wanhoop in opstand. Ze hadden immers niets te verliezen. Een aantal SS-bewakers en hun Russische hulpkrachten werden gelyncht en een driehonderdtal gevangenen wist te ontsnappen. Maar evenveel onvrijwillige ‘inwoners’ van het kamp werden die dag vermoord. Na de opstand besloot Himmler het kamp te sluiten. Daarbij werd toegezien dat ieder spoor van het kamp verdween.
Slechts tien jaar geleden werd een begin gemaakt met een grondig archeologisch onderzoek. Journaliste Rosanne Kropman was bij deze eerste opgravingen, alsook toen de fundamenten van de gaskamers blootgelegd werden. In haar boek Het donkerste donker brengt ze niet alleen de geschiedenis van het kamp en de opstand, maar ook geeft ze verslag over haar ontmoetingen met enkele schaarse overlevenden van Sobibor, en het verloop van de opgravingen. Een apart hoofdstuk is gewijd aan Ivan Demjanjuk, een voormalige Oekraïense bewaker van het kamp die decennialang een onbekommerd leven leidde in de Verenigde Staten tot zijn ware identiteit aan het licht kwam.
Op de locatie van het voormalige vernietigingskamp werd een herdenkingsplaats aangelegd en staat er een museum. Kropman levert ons een stevig staaltje onderzoeksjournalistiek. Met haar boek plaatst ze een vergeten geschiedenis terug in het daglicht.