Caligula zal altijd bekend blijven staan als de waanzinnige Romeinse keizer die zijn paard Incitatus tot senator wilde aanstellen. Volgens de biografen uit de oudheid, met Suetonius als belangrijkste bron, was hij wreed, decadent en psychisch gestoord. Aloys Winterling, een Duitse hoogleraar in Oude Geschiedenis, schreef in 2003 een biografie over de keizer, waarin hij dat beeld nuanceert. Het boek kreeg positieve recensies en in 2019 volgde een heruitgave in Duitsland, die ook naar het Nederlands werd vertaald.
Winterling start met een kort hoofdstuk over de kinderjaren van Caligula en behandelt daarna de vier regeringsjaren van Caligula chronologisch. Hoewel het beschikbare bronnenmateriaal hem vaak niet toelaat om te achterhalen wat werkelijk is gebeurd, geeft hij mooi weer hoe Caligula zijn rol als keizer gaandeweg tirannieker invult.
In zijn eerste twee jaren neemt Caligula een zeer goede start als keizer: hij blijkt communicatief sterk en is geliefd door het volk. Maar met zijn jeugdig enthousiasme voor circus en theater, en zijn voorkeur voor luxe en verkwisting, gedraagt hij zich onconventioneel naar aristocratische normen. Ondanks de zinvolle maatregelen die de keizer doorvoert, voelen de oud-consuls zich niet op hun gemak. Na een ernstige ziekte zien zij bij Caligula de eerste tekenen van cynisme en immorele daden. Een samenzwering tegen de keizer zorgt voor een keerpunt in zijn heerschappij. Caligula laat als reactie geen koppen rollen, maar dwingt de senatoren om zichzelf te vernederen en maakt hen machteloos. Dat betekent het einde van de augusteïsche principes: Augustus probeerde de aristocratie voor zich te winnen door te doen alsof hij geen alleenheerser was, maar Caligula laat dat masker vallen. Hij heeft geen aristocratische erkenning nodig en durft dat openlijk te benoemen. Dat verklaart voor Winterling het negatieve en waanzinnige beeld dat de klassieke historici van Caligula scheppen. Ze willen hem niet herinneren als de keizer die de aristocratie vernederde en liet zien wat de keizerlijke macht allemaal vermocht. Makkelijker is de verklaring dat een keizer die een monarchie nastreeft, een geesteszieke tiran is, die terecht een wreed einde vindt.
Het is verrassend dat een historisch onderzoek na twintig jaar opnieuw wordt uitgegeven, met slechts enkele taalkundige correcties en een beperkt uitgebreide bibliografie. Het onderzoek van literaire en archeologische bronnen staat immers niet stil. Maar de insteek van Winterling was vernieuwend en blijft relevant, omdat de valse informatie over Caligula, die Winterling weerlegt, nog steeds graag herhaald wordt.
In zijn nawoord geeft Winterling aan dat hij zich, naast zijn nieuwe interpretatie van de keizer, ook als doel stelde om het levensverhaal van Caligula spannend te vertellen voor een lezer zonder vakkennis. Nochtans is zijn schrijfstijl vrij zakelijk. Er zijn de laatste jaren veel boeken over de Romeinse keizertijd verschenen, die inhoudelijk even sterk zijn, maar met meer passie geschreven zijn, zoals het recente ‘Keizer van Rome’ door Mary Beard. Naarmate het boek vordert, lijkt Winterling op dreef te komen en krijgt zijn verhaal meer diepgang. Het boek heeft zijn heruitgave dus zeker verdiend.