Hieronder vindt u de jongste recensies. Selecteer een genre, vervolgens selecteer de recensie die u wenst u te bekijken en klik tenslotte op 'Lees recensie'.
Het onvergetelijke ‘Dagboek van een galeiboef’ van Nobelprijswinnaar Imre Kertész (1929-2016) is een donkere en onrustwekkende verzameling essays en aforismen. De auteur had onder de knoet van nazisme en communisme geleefd. Toch is het ‘Onbepaald door het lot’ dat het vaakst met Kertész’ naam zal verbonden blijven. Het was zijn eerste boek en verscheen pas in 1975. Het geldt als een autobiografische roman. De hoofdfiguur heet evenwel niet Kertész maar György Köves. György is veertien als zijn vader – een joodse houthandelaar – zijn zaak aan een medewerker overlaat en verplicht in arbeidsdienst gaat. György voelt zich tegelijk blij en bedroefd bij het afscheid van vader, een van die menselijke trekken die de voorspelbare reacties bij dit Holocaustverhaal zullen doorkruisen. György is een kleine jood uit Boedapest die noch Jiddisch noch Hebreeuws spreekt. Hij is ook ongelovig. Zijn gele ster vindt hij onverklaarbaar omdat hij zich niet anders voelt dan de andere Hongaren. Als hij wat later met een groep joden – het is 1944 – op weg naar zijn werk wordt opgepikt, ziet hij hoe bij zijn werkmakkers vrees afwisselt met verwarring en hoop en met zelfbedrog uit zelfbehoud. Uiteindelijk belandt hij in een beestenwagen op weg naar het uitroeiingskamp Auschwitz. Daar fluistert een kapo hem bij het uitladen snel in het oor dat hij bij het triëren over zijn leeftijd moet liegen. Veertien betekent de dood, zestien kan werk betekenen. Hij zal nooit vergeten dat de keuze tussen dwangarbeid en gas, tussen leven en dood, een zaak van één of twee seconden en van wat geluk was. Van Auschwitz gaat het naar Buchenwald, dan naar Zeisz, een werkkamp waaruit hij uitgehongerd, afgebeuld en ziek naar Buchenwald terugkeert. Zijn verblijf in een lazaret aldaar, tot aan de bevrijding, wordt zijn redding. De woordeloze vriendelijkheid van gevangen dokters en verplegers houden hem in leven. Tegelijk schokkend en overtuigend is zijn bewering dat een onverwacht extraatje toegevoegd aan het hongerrantsoen, een uurtje rust in een smerige ziekenboeg of een onverklaard vriendelijk gebaar, door zijn schaarsheid en verrassing geluk kon betekenen. Dat hij dagen naast een lijk blijft liggen en niets zegt, om een dubbele portie te bemachtigen, hoort daarbij. Omdat György nog een kind is, zijn de kampervaringen een leerschool en houden ze een fatale ontmoediging op afstand. Van de goddelijke beschikking van de vrome joden of een zich voltrekkend noodlot wil hij niet weten. Maar als een oudere man hem aanraadt, eens terug in een Boedapest vol vijandigheid en onbegrip, om zijn verleden te vergeten en voort te leven, vraagt hij zich af hoe dat dan moet. Voor de lezer is ‘Onbepaald door het lot’ een gruwelijk boek, maar het is ook de indrukwekkende getuigenis van een opgroeiend kind dat met wijdopen ogen, zonder sentimentaliteit, zonder gemakkelijke antwoorden en met een verrassende dosis wrange humor de dodelijke verveling en de uitputtende onzekerheid ondergaat en, zij het op het nippertje, overleeft. Een schooldirecteur had een toespraak besloten met het oude wijsgerige citaat non scholae sed vitae discimus – wij leren niet voor de school maar voor het leven. “Toen ik daaraan terugdacht, kwam onwillekeurig de gedachte bij mij op dat ik, als dat waar was, dus voor Auschwitz had geleerd.”
kunsttijdschriftvlaanderen.be gebruikt technische cookies die noodzakelijk zijn voor de werking van de website.