Twintig pagina’s over het album ‘The House Sound of Chicago’, veertig pagina’s over Graceland (Paul Simon) en maar liefst tachtig pagina’s over ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’. ‘Popprofessor’ Jeroen D’hoe neemt zijn tijd en gaat in de diepte wanneer hij tien iconische albums uit de geschiedenis van de popmuziek onder de loep neemt. Beginnend bij de musical ‘Show Boat’ (1927) tot de hiphop plaat ‘The Miseducation of Lauryn Hill’ (1998) overziet hij de oorsprong van de populaire muziek in de twintigste eeuw en duidt hij evolutie van musicals en blues naar rock –‘n-roll, soul en R&B, singersongwriters, hiphop en electronic dance music. Hij analyseert zowel de musicologische ontwikkelingen op het vlak van wederzijdse invloeden, songstructuur en technologie, de concrete totstandkoming van de albums, als de socioculturele context en betekenis van de albums. Bij het album ‘I never loved a man the way I love you’ (1967) bv. schrijft hij uitgebreid over de achtergrond en vroege carrière van Aretha Franklin. Hij prijst haar uitzonderlijke stem en pianospel, en hoe die twee elementen elkaar aandreven tot opzwepende soul. Hij gaat in op de sociaal-politieke en feministische betekenis van het album, de invloed van haar vader, de activistische preker C.F. Franklin, en de burgerrechtenbeweging. Het album laat D’hoe toe om de evolutie van gospel naar soul en R’n’B te illustreren. De volgende stappen in die ontwikkeling zijn dan naar funk, disco, electronic dance music (house en techno eerst) en hiphop. Gospel haalt hij, naast musical, folk, blues en country, aan als een van de muziekstijlen waaruit de 20e-eeuwse populaire muziek werd ontwikkeld.
In vergelijking met dat andere overzichtswerk, Een eeuw popmuziek van Gert Keunen (2015), somt D’hoe veel minder genres en namen op, en schenkt hij meer aandacht aan de ontwikkeling, betekenis en context van de populaire muziekgenres. Per behandeld album kan de focus wisselen, nu eens meer op de context, dan weer op de songs zelf. Van The Beatles bv. analyseert hij zeven songs en gaat hij diep in op de structuur van ‘With a little help from my friends’ en ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’. Bij Bob Dylan, diens ‘The Freewheelin’ Bob Dylan uit 1963, komt meer aandacht voor de lyrics. Drie interludia tussen de albumbesprekingen gaan nog verder in op ontwikkeling van het popsongformaat en modulaire composities.
Dit alles maakt van Masters of Pop een kloek, heel informatief boek. De bewondering van D’hoe voor de inventiviteit van popmuziek werkt aanstekelijk. De vele tekstkaders, foto’s, grafische elementen, en een opvallende, heel gevarieerde, layout maken de lange hoofdstukken leesbaar. Die layout komt soms wel te druk over. Een ander minpunt is de schrijfstijl. Die is wat omslachtig, met lange, meervoudige zinnen en vele opsommingen, en bevat vooral te veel herhaling van namen, details en analyses.