Na een poging kaas op basis van moedermelk te commercialiseren, is Alex failliet verklaard, is zijn huis verkocht en is hij gescheiden van zijn vrouw. Dakloos met loonbeslag zoekt hij een job en vindt deze als animator in een clubhotel op Mallorca. De verantwoordelijke voor de animatie denkt met een rijpere medewerker te scoren. Dit is ook het geval. Na de drie weken opleiding komen de eerste gasten toe. Gedurende zijn eerste werkjaar (tot eind september) kent Alex diverse vrouwen: de weduwe Elma, Clarice en haar tachtigjarige moeder, de zangers Cailin Brady, Mariska en haar verdronken peuter, de gescheiden Gerda, Ilona, de stewardess etc. Met deze of gene is de relatie al (seksueel) intenser.
Alex komt immers niet voor als een natuurlijke animator. Clarice ziet ‘Een gewone man, en hier niet op zijn plaats. De vrolijkheid waarmee hij iedereen plezierde leek hem niet te passen. Hij speelde dit gemakkelijk geluk. En hij speelde zo goed en afgemeten dat hij de mensenkenner nog niet wou laten opmerken dát hij speelde. Hij was geen geboren entertainer, dat zag ze meteen. Bovendien was hij te oud om animator te zijn. Hoe oud zou hij zijn geweest? Vijfenveertig? Ouder? Dat was toch geen leeftijd om in een korte broek de clown uit te hangen aan de kruisboogstand!’ (p.21)
De auteur gebruikt dit kader om in zijn typische satirische stijl kritiek te spuien op de consumptiemaatschappij die in dergelijke hotels de mensen enkele weken goedkoop vertier biedt. Jonge alleenstaande moeders ‘verpozen met televisieprogramma’s waarin paren blind aan elkaar worden gekoppeld, onbekende schatten op zolder worden verkocht, dierentuindieren worden gevoederd met een papfles, en waarin beroemde homo’s kledingadvies geven aan mensen met een kleerkast vol upgrades van een keukenschort.’ (p.50) Creatief, fantasierijk proza. Met een scherpe pen creëert de auteur karikaturale personages en situaties. Expressief en expliciet taalgebruik, opsommingen, overdrijvingen met als uitsmijter een ‘Onepisch vers’, een associatief gedicht van 17 pagina’s beginnend met ‘hier is niks aan ’t handje / aan ’t handje is er niks / dus doe maar verder / met niksdoen / niets wilds in ’t wilde westen / je kan hier lekker vrijen’ (p.157) enzovoort. Het geeft de sfeer van de roman goed weer.