De cultuurflamingant August Vermeylen (1872-1945) staat in de annalen van de Vlaamse Beweging geboekstaafd als de man van een citaat en van een tijdschrift: ‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden’ (1900). Citaat dat wel iedere rechtgeaarde Vlaming kent. Daarnaast was hij ook medeoprichter van het toonaangevende en vernieuwende literaire tijdschrift Van Nu en Straks. Vermelden we ook nog dat hij in 1930 de eerste rector was van de volledige vernederlandste universiteit van Gent.
De literaire historicus en biograaf Hans Vandevoorde werkt al sinds geruime tijd aan een biografie van August Vermeylen. Ditmaal wijdde hij onder de titel “Stil verzet” een apart boek aan de oorlogsjaren, 1940-1945 van zijn onderwerp. Toen de bezetting door de Duitsers einde mei 1940 een feit was en hij uit Frankrijk naar Brussel was teruggekeerd, ging zijn wens in vervulling. Hij mocht geen van zijn openbare functies meer uitoefenen, geen les meer geven aan de universiteit, geen academie besturen of in welke raad dan ook nog zitting hebben. Aan het politieke leven kon hij niet meer deelnemen vermits het parlementaire leven door de bezetter stilgelegd was. Hij kon thans het werk aan zijn roman terug opnemen. Het zou later tijdens de bezettingsjaren onder de titel “Twee vrienden” verschijnen.
De keerzijde van de verplichte rust was het isolement. Vermeylen viel terug op zijn naaste omgeving. Aangezien zijn echtgenote al in 1932 overleden was en zijn zoon Piet in Engeland zat, was hij sterk afhankelijk van zijn dochter Johanna en zijn talrijke vriendinnen. Er kon nauwelijks gereisd worden, briefcontact met correspondenten in het buitenland leek zo goed als onmogelijk geworden. Af en toe werd daar wel iets op gevonden. Daarnaast bezocht Vermeylen heel wat tentoonstellingen, ging naar lezingen en hield een oorlogsdagboek bij.
Veel over het eigenlijke oorlogsgebeuren noteerde hij er niet in. Het was in de eerste plaats letterlijk een persoonlijk dagboek waarin hij over zichzelf en zijn eigen gesloten kring schreef. ‘Ik ben alleen nog Gust Vermeylen, en vertegenwoordig niets anders meer dan mezelf’, noteerde hij op 4 december 1940. In zijn dagboeken staan ook lange citaten uit brieven en gelezen boeken. Tijdens die lange bezettingsdagen las hij met veel belangstelling onder meer werk van Montaigne, Proust, Gide, Nietzsche, Tolstoi, Thomas Mann, John Steinbeck, Thomas Carlyle en Roger Martin de Gard. Vlaamse schrijvers als Albert van Hoogenbemt, Johan Daisne en Piet van Aken kregen zijn aandacht. Het politieke leven komt amper aan bod; het intellectuele des te meer. Begin januari 1945 stierf hij aan een hartinfarct.
Het met veel zorg uitgegeven en stijlvolle boek bevat een bibliografie, eindnoten, een aangename leesletter en een met zin voor detail opgemaakt personenregister.