In een akte, waarin een Zuid-Italiaanse vrouw in de 12de eeuw haar bezittingen aan haar zonen schonk, noemde ze hen ‘licht van mijn ogen’. Deze zeldzame expressie van moederliefde is de titel van een studie van María Jesús Fuente. De Spaanse historica was hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Carlos III-universiteit in Madrid. ‘Licht van mijn ogen’ is de synthese van haar onderzoek naar ‘Moederschap in de middeleeuwen’.
María Jesús Fuente vertrekt van het gegeven dat de middeleeuwse verering voor de Maagd Maria en de liefdevolle Moeder van Jezus als voorbeeld voor de ‘oudste roeping’ van de vrouw zich niet automatisch vertaalde in liefde van moeders voor hun kinderen. Daarom onderzoekt ze de complexe wereld van moederschap in de middeleeuwen, meer bepaald in West-Europa en het Middellandse Zeegebied. Ze stelt dat dan, inzonderheid vanaf de 12de eeuw, gelijktijdig met de promotie van de Maagd Maria, een moedermodel ontstond dat tot diep in de 20ste eeuw standhield. Ideeën die toen diep wortel schoten, leven nog voort.
De auteur structureert haar studie als een drieluik, corresponderend aan de drie stadia van het moederschap. Elk deel bestaat op zijn beurt uit drie hoofdstukken. ‘Vóór de geboorte’ behandelt de conceptie of ‘De zonde des vlezes’ in zijn morele en ideologische context en het niet of juist wel moeder willen worden door anticonceptieve of juist zwangerschapsbevorderende middelen en alle daarbij horende attitudes en gevoelens. In deel twee ‘De bevalling’ komen aan bod: de aanloop van de zwangerschap, de bevalling als een levensbedreigend moment voor de vrouw in tegenspraak met de christelijke iconografie van een serene Maria, en de kraamtijd met de materiële en spirituele voeding, moedermelk en doopsel. Deel drie ‘Na de geboorte: de opvoeding’ gaat in op eventuele verstoting, vervolgens de opvoeding en ten slotte de waardering voor de moeder. Elk van die fasen had zijn eigen hindernissen: conceptie was onderhevig aan de ideologie over de rol van de vrouw in de samenleving, de bevalling was een moment van levensgevaar, de opvoeding was een periode van moeilijkheden. Moederschap was een last op de schouders van vrouwen.
De historica gebruikt een waaier aan bronnen, waaruit ze regelmatig citeert en waarbij ze onderkent dat de stem van de vrouwen zelf veelal ontbreekt en het ideologisch discours rond het moederschap geschreven werd door mannen. Ze verwerkte grondig de bestaande literatuur, die sterk beïnvloed werd door de genderstudies sinds de jaren 1980.
Fuente wijst erop dat sommige preoccupaties uit het verleden nog steeds een issue zijn, zoals zwangerschapsonderbreking en het al dan niet krijgen van kinderen. Ze verheelt niet dat we nog in het duister tasten over de reële moederliefde in de middeleeuwen. Met betrekking tot het debat of moederliefde instinctief is of het resultaat van een culturele paradigmashift, neigt ze eerder naar het laatste. Ze eindigt met de rol van de grootmoeder, waarvan het belang toeneemt in een samenleving waarin de levensverwachting stijgt.
Een kleurenkatern en noten en een register vervolledigen deze rijk gedocumenteerde studie, die relevant voor vandaag is, omdat de eigen posities in de spiegel van het verleden helderder worden. Inzicht in de oorsprong van onze gedragingen is evenwel geen legitimatie voor onze attitudes en geen basis om een oordeel te vellen, zoals Fuente terecht stelt.