Marion Gibson is hoogleraar renaissance- en magische literatuur aan de universiteit van Exeter en schreef al verschillende werken over heksen, waarvan er nu een vertaald werd. In ‘Heksen’ presenteert ze ‘Een wereldgeschiedenis in dertien heksenprocessen, van de middeleeuwen tot nu’. Die ‘heksen’ werden vanwege hun geslacht, seksualiteit, religie of afkomst beschuldigd van zwarte magie en vervolgens veroordeeld en vermoord.
In een nogal gebalde inleiding vangt Gibson aan met de vraag: ‘Wat is een heks?’ Ze legt terecht het verband met het denken over magie, dat vanaf de late middeleeuwen een transformatie onderging en resulteerde in de demonologie. In de gepolariseerde context van de reformaties werden heksen als handlangers van de duivel beschouwd. Naarmate magie meer en meer werd geassocieerd met het kwaad en de duivel, werd het ook meer en meer geassocieerd met vrouwen, die naar het voorbeeld van Eva maar al te vatbaar waren voor de verleiding door de satan. De – meestal vrouwelijke - heks was de representatie van het kwaad in de gemeenschap. Het dorpse volksgeloof in haar magische activiteit kwam in lijn met het misogyne denken van aanklagers, die folteringen gebruikten om bekentenissen af te dwingen. Gibson stelt dat het demonologische idee over de heks met de tijd wel veranderde, maar niet uitstierf en werd gerecycleerd, zodat nog altijd ‘heksen’ voor het gerecht komen.
Dat wil Gibson laten zien via dertien casussen doorheen de geschiedenis. Het eerste deel behandelt zes processen uit de vroegmoderne periode. Ze illustreren het ontstaan van het beeld van de heks als een aan de duivel gelieerde vijand. Dat idee verspreidde zich van de 15de tot de 18de eeuw over de hele christelijke wereld. De zes waren allemaal vrouwen. Hun huishoudelijke en medische kennis, soms manifest nutteloos, werd beschouwd als demonisch. Sociaaleconomische factoren en misogynie speelden mee in de beschuldiging.
In de loop van de 18de eeuw begon men vraagtekens te zetten bij de bestraffing van heksen en veranderde de betekenis van hekserij. Het tweede deel beschrijft vijf processen in de moderne tijd tegen vrouwen en mannen, die als metaforische heksen werden vervolgd.
Het derde deel behandelt twee hedendaagse heksenprocessen. De verspreiding van demonologische ideeën in de buiten-Europese wereld en de vermenging met het aldaar bestaande magisch denken legden de voedingsbodem voor heksenjachten in Afrika en Amerika. Sociale media scheppen vandaag nieuwe demonologieën en ‘heksenjachten’.
Marion Gibson vertelt de verhalen van de dertien ‘heksen’ vanuit hun perspectief en geeft de beschuldigden hun identiteit terug. Ze is er zich van bewust dat de bronnen geschreven werden door mannen, geconditioneerd door hun misogyne overtuigingen. Ze wijst erop dat heksenvervolging een nuttig instrument was en is voor machthebbers om gemarginaliseerde groepen te onderdrukken en het zwijgen op te leggen. Ze biedt inzicht in de mechanismen van het zondebokdenken, de massahysterie en de vervolging.
Niet elkeen zal de auteur volgen in haar interpretatie van het doortrekken van de vroegmoderne heksenwaan naar de actualiteit en in haar geëngageerd nawoord. Een kleurenkatern en noten vervolledigen dit rijk boek, dat wel aandacht bij de lectuur vraagt.