Erich Heckel (1883-1970) kreeg als schilder en graveur vooral bekendheid als één van de oprichters van de kunstenaarsgroep Die Brücke, een groep in 1905 in Dresden werd opgericht en bestond tot 1913. Samen met de groep Der Blaue Reiter vormde ze de kern van het Duitse expressionisme. Ze wilden ‘een brug’ slaan tussen de traditionele Duitse kunst en het moderne expressionisme, waarbij de kunstenaar probeert door vorm en kleur het innerlijke gevoelsleven weer te geven in plaats van de objectieve werkelijkheid. Heckel is vooral bekend van zijn houtgravures. Dit najaar loopt in het Museum voor Schone Kunsten, Gent een tentoonstelling onder de titel ‘Erich Heckel in Vlaanderen’. Daarin wordt de periode van de Eerste Wereldoorlog belicht, waarin Erich Heckel als verpleger voor het Rode Kruis in Roeselare, Oostende en Gent werkte. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is Heckel een jonge dertiger. Toch heeft hij in Duitsland al naam gemaakt als kunstenaar. Walter Kaesbach, een conservator van de Berlijnse Nationalgalerie, leidt de hospitaaltrein. Ook andere schilders en schrijvers maken deel uit van het noodhospitaal dat in het station van Oostende een soort kunstenaarskolonie. Heckel leert er James Ensor kennen. Belangrijk is ook de vriendschap met zijn medeverpleger, de jonge dichter Ernst Morwitz, wiens literaire wereld een belangrijke invloed heeft op Heckels plastisch werk. Heckel wordt geboeid door de Vlaamse landschappen en steden en de altijd weer wisselende luchten en wolkenpartijen. In zijn dikwijls bijgekleurde houtgravures brengt hij de angst en het leed van de soldaten expressief in beeld. De tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten, Gent loopt nog tot en met zondag 26 januari 2025 en is opgebouwd uit werken in eigen bezit, afkomstig uit het legaat Tony Simon-Wolfskehl (1991), waaronder Heckels schilderij ‘Hauser am Morgen’ uit 1917, een Brugs stadsgezicht. Daarnaast is er werk van particuliere bruikleengevers en van de Nachlass Erich Heckel, de Erich-Heckel-Stiftung en het Brücke-Museum in Berlijn. De curator van de tentoonstelling, Lieven Van Den Abeele, tekent ook voor de bijhorende catalogus. In het eerste hoofdstuk schetst de auteur in een diepgravend essay de plaats van Heckel binnen de nieuwe Duitse kunst. De hoofdstukken daarna volgen Erich Heckel nauwgezet op zijn opeenvolgende standplaatsen in Vlaanderen tijdens de Grote Oorlog. Veel aandacht gaat naar de kunstenaarskolonie Oostende en Heckels contact met James Ensor. Na zijn verblijf in Gent-Sint-Pieters volgt een terugkeer naar de zee, naar Oostende. Aandacht gaat ook naar de landschappen en marines die tot de beste werken uit Heckels Vlaamse periode behoren. Ook collega-kunstenaars van Heckel die in Vlaanderen beland waren komen aan bod, net als de versterkte samenwerking met Ensor, met het einde van Wereldoorlog I in zicht. Het afsluitend hoofdstuk nelicht de ontwikkeling van Heckel tot ‘stille expressionist’. Daarna volgen nog het notenapparaat, een dankbetuiging, een lijst van de tentoongestelde werken en documenten, een bibliografie en fotoverantwoording. “Erich Heckel in Vlaanderen” is een fraai uitgegeven tentoonstellingscatalogus, maar door de omvang en diepgang van auteur en curator Lieven Van den Abeele meteen ook een naslagwerk over een belangrijke episode in het leven van Heckel.