Ook al is de samenleving geseculariseerd, toch blijft het christendom aanwezig in de openbare ruimte onder de vormen van kerken en hun aankleding en in een onnoemelijk aantal kunstwerken in musea. Door de inkrimpende geloofsgemeenschappen verdwijnt de kennis van het geloof en de kennis om die kunstwerken te ‘lezen’ en te begrijpen. Daaraan verhelpt jezuïet, theoloog en kunsthistoricus dr. Peter van Dael met zijn ‘Van catacombe tot Sixtijnse Kapel. Geloof verbeeld in de vroegchristelijke tijd, middeleeuwen en renaissance’.
De auteur doceerde kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Pauselijke Universiteit Gregoriana te Rome en schreef heel wat over allerlei kunsthistorische onderwerpen. Voorliggend werk is vermoedelijk een spin-off van één van zijn cursussen.
Binnen het bestek van amper tweehonderd bladzijden kan uiteraard geen volledige kunstgeschiedenis van de laatantieke oudheid tot en met de renaissance worden geboden. Zoals de ondertitel aangeeft, neemt Van Dael als invalshoek hoe het geloof verbeeld werd in de vroegchristelijke tijd, de middeleeuwen en de renaissance, dus ongeveer zestien eeuwen, met de focus op de beeldende kunsten, vooral schilder- en beeldhouwkunst. Hij besteedt daarbij systematisch aandacht aan de beeldbeschrijving (iconografie), de betekenis van de beelden (iconologie) en de functies van de voorstellingen in de toenmalige samenleving.
Het betreft dus de kunst gestempeld door het christendom en vervaardigd vanaf de vroegchristelijke oudheid tot en met de renaissance. Met opzet maakt de auteur geen gebruik van het begrip ‘christelijke kunst’ voor de hele behandelde periode. Pas wanneer het christendom nog geen – in de vroegchristelijke tijd – of niet meer – na de Franse Revolutie – een vanzelfsprekend element in de samenleving is, wil hij van christelijke kunst spreken.
Het boek bestaat uit zeven hoofdstukken. Na een eerste kort hoofdstuk over het Bijbelse beeldverbod verkent hoofdstuk 2 de vroegchristelijke kunst, toen het christendom nog geen vanzelfsprekend element in de samenleving was. De auteur geeft iconografische en iconologische duiding van de catacombenfresco’s, sarcofagenreliëfs en mozaïeken. Hoofdstuk 3 behandelt de Byzantijnse kunst met bijzondere aandacht voor de Beeldenstrijd en de iconen. Niet minder dan drie hoofdstukken zijn gewijd aan de middeleeuwse kunst: haar stijlontwikkeling (hoofdstuk 4), haar iconografie (hoofdstuk 5) en hoe zij functioneert in de samenleving (hoofdstuk 6). Het laatste hoofdstuk 7 behandelt de renaissance met de focus op de fresco’s van Rafaël in de Stanza della Segnatura en van Michelangelo in de Sixtijnse kapel met beeldvullende illustraties over twee pagina’s van deze wand- en plafondvullende schilderingen.
Van Dael gaat gestructureerd te werk en maakt een welgekozen selectie van de kunstwerken die hij als voorbeeld neemt en bespreekt. Hij citeert regelmatig uit de primaire historische bronnen over beeldopvattingen.
Het boek is in een handig paperbackformaat in de traditie van uitgeverij Walburg Pers bijzonder fraai uitgegeven met haarscherpe illustraties van uitstekende kwaliteit. Noten, bibliografie, illustraties en een register vervolledigen dit boek, dat een toegankelijke intro is tot een belangrijk thema in de westerse kunst en dat doet uitzien naar een vervolg.