De Nederlandse en meermaals bekroonde romanschrijver en dichter Tomas Lieske schreef ‘Wij van de Ripetta’, een wonderlijke historische roman, die kort na 1600 in Rome wordt gesitueerd. Het is de tijd van een strikte contrareformatie onder paus Clemens VIII.
De Ripetta is een volkswijk genoemd naar de nog altijd bestaande Via di Ripetta. Het trefpunt van de wijk is het wijnhuis Ca l’Emile, dat veelvuldig gefrequenteerd wordt door de schilder Caravaggio en zijn hulpje Cecco en door een aantal leeglopers, schildersmodellen en prostituées, waaronder sekswerker Lena, Caravaggio’s geliefde model. De roman wordt verteld vanuit het perspectief van de stamgasten van de Ca l’Emile: ‘Wij van de Ripetta’.
De dagelijkse gang van zaken wordt verstoord wanneer een vreemdeling met een niet-Italiaans aandoende hoed en jas, een zekere Will uit het Engelse Stratford, binnenkomt. De stamgasten hebben aanvankelijk weinig zin in de vreemdeling, maar al snel oefent die een grote aantrekkingskracht op hen uit. ‘Will’ wordt aan Caravaggio voorgesteld als ‘Shaksbird’/ ’Shaxberd’. Het gezelschap raakt al gauw betoverd door de man en zijn gave om zijn publiek te laten geloven in het onwaarschijnlijke, of zelfs het onmogelijke. Op het toneel, in het rijk der verbeelding, is tenslotte alles mogelijk. Will blijkt in staat met woorden en gebaren dingen op te roepen en illusies te scheppen: bijvoorbeeld op een paard springen en erop rijden, terwijl er helemaal geen paard is. De schilder en de toneelschrijver worden tot elkaar aangetrokken en Lena wordt dodelijk verliefd op de Engelsman. De mannen, en vooral Lena, proberen hem tevergeefs in Rome te houden, maar blijven met weemoed achter.
De meest vernieuwende Italiaanse barokschilder Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) en Engelands grootste toneelauteur William Shakespeare (1564-1616) zijn tijdgenoten, maar hebben elkaar nooit ontmoet. Niettegenstaande veel van Shakespeares stukken zich in Italië afspelen, is het weinig waarschijnlijk dat hij ooit in Rome is geweest.
Lieske roept via de vertellers van de Ripetta een wereld op, waarin de schilder en de toneelauteur elkaar ontmoeten en in dialoog gaan over hun kunsten. De schilder roept met zijn verf een wereld op, de toneelauteur doet hetzelfde met woorden. Shakespeare verwoordt waarom Caravaggio’s doeken hem treffen: door hun clair-obscur en hun realisme. Caravaggio hekelt immers de suikerstijldoeken van zijn collega-schilders, vol heiligen en mollige engelen in een zoetsappig wolkendek, en laat zijn kroegkameraden model staan voor de apostelen. In Lena ziet hij de ideale Heilige Maagd en in zijn naakte hulpje de jonge Johannes de Doper. Hij leert van Shakespeare hoe doeken een drama kunnen verbeelden.
Tezelfdertijd maakt Lieske vanuit de alwetendheid van de scheppende auteur knipoogjes naar de lezer door Will fijnzinnige toespelingen op de schilderijen van Caravaggio te laten maken en door Will woorden in de mond te leggen, die in Shakespeares latere toneelstukken terugkomen. Daarmee maakt hij het scheppingsproces aan de basis van zowel de doeken van Caravaggio als de toneelstukken van Shakespeare aanschouwelijk.
Tomas Lieske schreef een fijnzinnige roman die het onwaarschijnlijke plausibel maakt en die tezelfdertijd mogelijke achtergronden voor de doeken van Caravaggio schetst. De lezer krijgt zin om met de verfrissende blik van Will naar de schilderijen van Caravaggio te kijken.