Freelancejournalist Jelle Dehaen studeerde geschiedenis en filosofie en publiceerde al eerder ‘Het conservatieve denken’ en ‘De schaduw van Caesar’. In ‘De terreur van het optimisme’ vertelt hij het relaas van ‘Manon Roland en de Franse Revolutie’. Hij biedt geen traditionele biografie aan, maar wel een inzichtelijk verhaal. Door Manon Rolands leven in de bredere historische context te situeren maakt hij ook de Franse Revolutie behapbaar.
Manon Roland werd geboren op 17 maart 1754 in een Parijs middenstandsgezin als Jeanne-Marie Philipon. Ze huwde in 1780 met de twintig jaar oudere ambtenaar Jean-Marie Roland (1734-1793) en werd zo bekend als Madame Roland. Ze kregen een dochter, Eudora. Geïnspireerd door het gedachtegoed van Rousseau, koos Manon ervoor haar dochter zelf de borst te geven en niet zoals toen gebruikelijk een voedster in te schakelen. Rousseau beïnvloedde met zijn ideeën over vrijheid en gelijkheid ook haar politieke overtuigingen.
Manon Roland werd een fervent voorstandster van de revolutionaire ideeën en geraakte bekend door haar intellectuele bekwaamheid, wat tot uiting kwam in haar publicaties en brieven. Ze was, samen met haar man, aanhangster van de girondijnen, de gematigde liberalen in de Franse Revolutie, en speelde een actieve rol door de organisatie van salons, waarop ze revolutionaire denkers en prominente revolutionairen uitnodigde. Zo kon ze als vrouw wegen op de politiek. Haar rol in de Revolutie kwam tot een hoogtepunt, wanneer haar man Jean-Marie Roland in maart 1792 minister van Binnenlandse zaken in een girondijnse regering werd. Zij werd de vrouw die indirect de grootste invloed op de koers van de Revolutie uitoefende. Na de val van de girondijnen eind mei-begin juni 1793 begon de Terreur. Manon werd gearresteerd en belandde in de cel. Daar schreef ze haar memoires onder de titel ‘Vandaag op een troon, morgen in de boeien’. Ze werd ter dood veroordeeld en stierf op 8 november 1793 onder de guillotine met volgens de overlevering als laatste woorden: ‘Ach vrijheid, welke misdaden worden er in jouw naam begaan?’
Dehaen vertelt het leven van Manon Roland uitgaande van haar memoires, die ze schreef in afwachting van haar proces en die de belangrijkste bron voor haar leven zijn. Hij kadert haar levensverhaal omstandig in de aanloop en het verloop van de Franse Revolutie. Hij doet dat in een chronologisch relaas, waarbij deel 1 de tijd van 1754 tot 1788 bestrijkt en het dubbel zo lange deel 2 de revolutionaire periode vanaf juli 1788 tot november 1793. Dehaen wijst er terecht op dat Manon Rolands herinneringen selectief zijn en ze zich steeds van haar beste kant laat zien. Hij heeft veel aandacht voor de bredere historische context en het doen begrijpen van het verloop van de gebeurtenissen, inzonderheid de revolutionaire dynamiek. Hij laat vooral zien dat de Revolutie gemaakt werd door mensen van vlees en bloed, die een product waren van hun tijd. Via de levenservaringen van die concrete personen heeft hij ook veel aandacht voor de andersheid van het verleden.
Een kleurenkatern en achteraan een namenlijst, een tijdlijn, een gestructureerde bibliografie van de geraadpleegde bronnen en werken en een eindnotenlijst vervolledigen dit vlot leesbaar levensverhaal van wellicht de invloedrijkste vrouw in de Franse Revolutie, die stierf als slachtoffer van de Terreur uitgelokt door de revolutionaire dynamiek.