Johan Huizinga (1872-1945) is Nederlands bekendste cultuurhistoricus en een internationale beroemdheid. Als hoogleraar geschiedenis in Groningen en Leiden en als redacteur van ‘De Gids’ bekleedde hij een vooraanstaande positie in het interbellum. Zijn historische werken, zoals ‘Herfsttij der Middeleeuwen’ (1919) en ‘Erasmus’ (1924), worden nog steeds gedrukt, vertaald en gelezen. Met ‘In de schaduwen van morgen ‘(1935) kreeg hij als criticus van zijn eigen tijd bijval van een groot publiek en was hij de eerste Nederlandse publiekshistoricus.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog publiceerde Huizinga zijn ‘Homo ludens’, ‘(De) spelende mens’ (1938). Het werk ontstond uit zijn diesrede als rector van de Leidse universiteit anno 1933, maar het thema boeide hem al van jaren voordien. In een omstandig betoog zette hij uiteen hoe alle cultuur ontstaat in spel en als spel. Hij wilde het ‘ludieke’ karakter als wezenskenmerk in alle cultuurelementen duiden. Al zijn kennis en belezenheid balde hij samen in een interdisciplinair werk, dat al snel internationaal erkenning als klassieker kreeg en de auteur op de kaart zette als filosoof van de cultuur.
Dat een bijna eeuwenoud werk onderhevig is aan de tand des tijds, is onvermijdelijk. Net als andere klassieke werken is het werk op onderdelen achterhaald door nieuwere studies en inzichten, inzonderheid uit de antropologie, die de voorbije decennia een enorme ontwikkeling doormaakte. Toch heeft dit uitdagend boek onmiskenbaar zijn verdienste.
Daarom is het gelukkig dat Huizinga-kenner Anton van der Lem ‘Homo ludens’ voor een breed publiek ontsluit door middel van een spelling in hedendaags Nederlands, de vertaling van de anderstalige citaten en toevoegingen van meer dan honderd met zorg gekozen illustraties en van deskundige toelichtingen, onder andere met citaten uit tot nu toe onbekende brieven van Huizinga uit diens archief. De tekstbezorger is daarmee niet aan zijn proefstuk, want hij deed iets soortgelijks al eerder voor ‘Herfsttij der Middeleeuwen’.
Na de tekst van ‘Homo ludens’ naar de tweede door Huizinga geautoriseerde druk (1940) en vervolgens de voorstudie, de diesoratie uit 1933, geeft Anton van der Lem in een wegwijzer eerst een biografische schets en gaat dan uitgebreid in op de wording en ontstaansgeschiedenis van ‘Homo ludens’ in de woelige jaren 1930. Verder verhaalt hij de totstandkoming van de vertalingen, waaronder Huizinga’s eigen Engelse vertaling tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij vergelijkt de diesrede van 1933 en ‘Homo ludens’ en eindigt met een impressionistische schets van Huizinga als ‘spelende’ mens. Van der Lem waagt zich bewust niet aan de vergelijking van Huizinga’s ideeën met die van andere ‘speltheoretici’. De bezorging en toelichting faciliteren ongetwijfeld de lectuur van Huizinga’s uitdagende tekst.
Uitgezochte en goed geduide illustraties in de tekst en achteraan de bibliografie van de door Huizinga gebruikte werken, noten, zowel bij ‘Homo ludens’ als bij de wegwijzer van de tekstbezorger, de herkomst der illustraties, een verklarend overzicht van personen en een index van zaken vervolledigen deze eerste heruitgave in hedendaags Nederlands. De tekst vraagt aandachtige lectuur, maar Huizinga’s uitgangsobservatie blijft meer dan relevant voor onze tijd, waarin zelfs oorlogen de vorm aannemen van gesofisticeerde dronegames.