In ‘Mordechai’ vertelt roman Marcel Möring de familiegeschiedenis van een 72-jarige schrijver van joodse komaf. Voor de lezer komt het erop aan het spoor dat getrokken wordt over verschillende generaties niet bijster te geraken. Vooraan in het boek staat een stamboom van de familie Gompertz die teruggaat tot de zestiende eeuw, met vermelding van de naam van stamvader Ephraim Gompel. En dan is het verder de weg zoeken, over de opeenvolgende generaties waarin namen gewoon worden gewisseld, van Mordechai Ephraim over Ephraim Mordechai, met instandhouding van de familienaam Gompertz. Het hoofdpersonage heet Mordechai Gompertz, geboren in 1947 en tweelingbroer van Judith, die zelf een dochter heeft, Rivka. Met dit beknopt familiebeeld als leidraad wacht de lezer een fascinerende tocht langs het breed uitwaaierende familieportret dat Möring in zijn roman heeft getekend.
Aanzet voor de terugblik van Mordechai is het moment dat hij een interviewer tegen de grond mept omdat die het aangedurfd zijn grootvader Ephraim Modechai Gompertz een pornograaf te noemen omwille van de drie erotische romans die de man ooit had gepubliceerd. Waarom de man dit heeft gedaan, zal pas in de loop van de roman duidelijk worden gemaakt. Voor de 72-jarige kleinzoon Mordechai, die als romanschrijver ongekend succes heeft en kandidaat-Nobelprijswinnaar zou zijn (een gegeven dat Möring ertoe inspireert in een aan het hilarische grenzend hoofdstuk de ophef te beschrijven die het hele dorp waar de schrijver woont, in de ban houdt) zet het gebeuren de motor van de herinneringen op volle kracht aan. Mordechai – zijn naam bestaat uit twee delen, ‘morde’ = de dood, ‘chai’ betekent ‘leven’ – overschouwt zijn groei naar de volwassenheid, van zijn initiatie in de seksualiteit tot en met zijn relatie met Klara, een jonge Zweedse die hij ontmoet heeft in het Drentse dorp waar hij woont. Haar ziekte zet haar ertoe aan naar haar geboorteland terug te keren, de leegte die Mordechai nadien ervaart, zal hij emotioneel nooit meer kunnen invullen. Mordechai overdenkt verder zijn schrijverschap, zoekend als hij is naar het ‘waarom’ ervan, naar het thema ervan dat hierop hierop neerkomt: ‘de wereld was chaos en het enige wat alles bij elkaar hield was een verhaal.’ (p. 96)
Een van de mooiste hoofdstukken is dit dat gewijd wordt aan de levensgeschiedenis van grootvader Ephraim Mordechai, de pornograaf: hoe die als jongeman het ouderlijke huis achter zich laat en er als een ‘easy rider’ op de motorfiets vandoor gaat, naar Griekenland, Odessa, Palestina… en uiteindelijk bij Rebekkah een kortstondig rustpunt weet in te bouwen in zijn leven vol turbulenties. In wezen kan zijn leven – en parallel hieraan het leven van zijn kleinzoon Mordechai – zo worden samengevat: ‘Men vertrekt om terug te keren’ (p. 472), de idee die eerder al in de roman als volgt werd geformuleerd: ‘men verlaat het huis van de jeugd om een thuis te zoeken.’ (p. 422)
Dat Marcel Möring een schrijver als hoofdpersonage opvoert, laat hem meteen ook toe een aantal collega’s op te voeren, van Hella Haasse tot Philip Roth, Umberto Eco en Beckett. En tussendoor staan beklivende ideeën rond de moderne literatuur, of war ervoor moet doorgaan. Möring neemt geen blad voor de mond als hij het heeft over de Nederlandse mentaliteit in het algemeen, ‘we zijn een volk dat zich hartstochtelijk bekent tot de middelmaat’ (p. 17), en meer specifiek over de literatuur dan: ‘Nu ging het over ‘je eigen verhaal’ en hij, Mordechai Gompertz, kon niet inzien waarom wat begonnen was met Genesis en Odysseus nu gereduceerd moest worden tot ‘echt’, ‘persoonlijk’ en ‘actueel’. Een roman was voor hem een wereld waarin de maker alleen zichtbaar was door zijn stijl, door zijn ambacht, door zijn vermogen om iemand te transporteren naar wat nog niet bestond.’ (p. 289) En bijzonder betekenisvol in het licht hiervan is de slotzin van het boek: ‘Het is jammer dat de mensen tegenwoordig denken dat ze volwassen zijn en alleen nog maar iets over hun eigen tijd willen lezen. Maar sprookjes moeten er zijn en geschreven worden. En dat doe ik.’ (p. 506)