De Italiaanse dichter Francesco Petrarca (1304-1374) ijverde voor de restauratio antiquitatis en de studia humanitatis en werd daarmee de grondlegger van het Europese humanisme. Hij verzorgde ook een uitgebreide briefwisseling, waaruit hij zelf naar het voorbeeld van Cicero collecties samenstelde, zoals de ‘Epystole seniles’. Daaruit zijn een vijftigtal van de mooiste brieven vertaald als ‘Brieven van een bejaard man’ door classicus Dr. Chris Tazelaar. De samensteller vertaalde eerder al van Petrarca ‘De twee gezichten van Vrouwe Fortuna’, en ook o.a. brieven van Hieronymus en de correspondentie tussen Abélard en Héloïse.
Chris Tazelaar geeft eerst een uitgebreide inleiding ‘Veertien jaren van de veertiende eeuw: 1361-1374’, waarin hij jaar per jaar de door hem geselecteerde brieven situeert in de laatste levensjaren van Petrarca.
De in 1361 zevenenvijftigjarige humanist verbleef vanaf dan voornamelijk in Italië en werd geconfronteerd met zijn sterfelijkheid door de dood van zijn zoon en van een goede vriend. Hij beschouwde zich als een senex, een bejaarde, hoewel hij nog geen zestig jaar was, wat Augustinus als het begin van de ouderdom aanduidde. In het najaar vatte hij het plan op voor een nieuwe selectie van zijn brieven, ‘Epystole seniles’, die uiteindelijk 128 brieven zou omvatten. Reeds eerder had hij een bundel gepubliceerd onder de titel ‘Epystole familiares’, brieven aan personen, waarmee hij op vertrouwde voet stond. In de ‘Brieven van een bejaard man’ nam hij ook sommige van voor 1361 geschreven brieven op. Na de laatste brief van de collectie plaatste hij zijn nooit afgesloten brief ‘Ad posteritatem’, ‘Aan het nageslacht’, waarin hij een nuchter en onafgewerkt beeld van zichzelf schetste. Sommige brieven nemen het karakter aan van een essay en werden later afzonderlijk gepubliceerd.
Elke door Tazelaar geselecteerde brief wordt geïdentificeerd met zijn nummer, de adressant en een omschrijving van de inhoud en afgesloten met de datering en achteraan van aantekeningen voorzien. De selectie geeft een veelzijdig beeld van het politieke, godsdienstige, literaire en sociale leven in Noord-Italië en van de geschiedenis van de Kerk, die in die jaren zetelde in Avignon. In diverse brieven vertelt Petrarca over zijn levensloop en zijn persoonlijke omstandigheden. De brieven laten zien dat de humanist een figuur van Europese omvang was, waaraan men voortdurend trok om hem voor zijn kar te spannen. Petrarca’s brief waarin hij de echtheid van het Privilegium Maius ontzenuwt, is een les in bijtende humanistische tekstkritiek. Al lezend in de brieven ziet men Petrarca geleidelijk ouder, zwakker en ziekelijker worden, maar geestelijk tot op zijn laatste dag actief blijven.
Chris Tazelaar vertaalt in een soepel Nederlands met aandacht voor de volzinnen. De namen van de vorsten niet vertalen, bijvoorbeeld Jean II le Bon voor Jan de Goede, doet wat vreemd aan, maar blijft een verdedigbare optie van de vertaler. Vijf appendices (waaronder het testament van Petrarca, twee getuigenissen van Boccaccio, de uitvaart van en een lijkrede op Petrarca), vervolgens een lijst van vrienden, vorsten en prelaten, 75 bladzijden aantekeningen, een namenregister en een lijst van geraadpleegde literatuur vervolledigen deze door Uitgeverij Damon verzorgde en met leeslint uitgegeven brievenbundel. Het is een boek om zeker niet in één ruk uit te lezen, maar brief per brief traag tot zich te nemen.