Hieronder vindt u de jongste recensies. Selecteer een genre, vervolgens selecteer de recensie die u wenst u te bekijken en klik tenslotte op 'Lees recensie'.
De heksenjacht in de vroegmoderne tijd spreekt tot de verbeelding, maar verzandt al snel in anachronistische interpretaties, als zou het gegaan zijn om bewuste feminicide. Het is een thema, waarin een hele wereld zich als het ware verdicht, wil men monocausale verklaringen van het fenomeen vermijden. De bekende Zweedse historicus Dick Harrison onderzoekt in ‘Heksenjacht’ het verschijnsel van alle kanten. De oorspronkelijke Zweedse titel ‘Ondskans Tid’ (‘Tijd van het kwaad’) geeft beter Harrisons interpretatie van het fenomeen weer dan de Nederlandse ondertitel, ‘Een geschiedenis over angst, repressie en vrouwenhaat’. Voor deze vertaling bewerkte de auteur het derde hoofdstuk en vulde het aan met voorbeelden uit de Lage Landen. Het boek wordt hier nog eens onder de aandacht gebracht. Vertrekkend van het sprookje van Hans en Grietje vanuit het perspectief van de oude vrouw, alias de heks, komt Harrison tot zijn probleemstelling naar het waarom en hoe van de heksenvervolgingen. Hij antwoordt in vijf delen van ongelijke lengte. In deel 1 doorloopt hij met reuzenschreden oudheid en middeleeuwen. In de vroege middeleeuwen werd hekserij door de kerk weggezet als volks en heidens bijgeloof. Pas wanneer in de late middeleeuwen een associatie ontstond tussen dat bijgeloof en de elitaire demonologie, werden vermeende heksen als handlangers van de duivel met inquisitoire procedures vervolgd. In die context kon de lokale gemeenschap hekserij ‘gebruiken’ om lokale geschillen te beslechten of wie boven het maaiveld uitstak, te vervolgen. In deel 2 kadert hij de heksenvervolging in de bredere context van de 16de en 17de eeuw en gaat hij in op het verschil tussen Zuid-Europa en Noordwest-Europa. In het langere deel 3 zoomt hij uitgebreid in op de lokale hekserijculturen in de Nederlanden en in Scandinavië. In deel 4 beschrijft hij hoe twijfel en verzet groeiden: in de 17de eeuw vanuit juridische en getuigenpsychologische standpunten – bekentenissen onder dwang waren van generlei waarde – en in de 18de eeuw onder invloed van de verlichting, die geloof in heksen opnieuw als bijgeloof bestempelde. Met de heksen in Goethes Faust begon de 19de-eeuwse romantisering van de heksen. In ‘5 Naspel’ laat Harrison zien dat de heksen getransformeerd werden tot ongevaarlijke wezens in de populaire cultuur, getuige bijvoorbeeld hun rol in de Harry Potter-verhalen. Hij wijst er terecht op dat dit niet geldt voor vele andere delen van de wereld. Ten slotte beoordeelt hij genuanceerd de verschillende interpretatiemodellen en wijst hij op de discrepanties tussen verschillende regio’s. Daarbij bekent hij dat vooralsnog niet bevredigend kan vastgesteld worden wat er nodig was om een effectieve heksenjacht te veroorzaken. Voor de regio’s buiten Scandinavië steunt de auteur op de monografieën van vakgenoten, waaraan hij tal van casussen ontleent zonder expliciete bronvermeldingen. Wel mocht hij beslist nog wat meer ingaan op de verschillende verklarende interpretaties. Twee kleurenkaternen met goed geduide illustraties en achteraan een systematisch geordende literatuurlijst, een personen- en een geografisch register vervolledigen deze lezenswaardige vulgariserende synthese van hoog niveau. De literatuur voor Nederland en België blijft wel maar beperkt tot drie werken, terwijl studies zoals die van Professor Fernand Vanhemelryck ontbreken. En Johann Weyer was beter vertaald als Johannes Wier.
kunsttijdschriftvlaanderen.be gebruikt technische cookies die noodzakelijk zijn voor de werking van de website.