Dankzij Catullus weten generaties leerlingen dat de mus gewijd is aan Venus, maar dat het ook symbool staat voor het mannelijk geslachtsorgaan. De aanroeping van het vogeltje behoort tot de bekendste verzen uit de liefdespoëzie van Catullus. De jonggestorven Romein uit de eerste eeuw voor Christus geldt als een van de invloedrijkste dichters uit de oudheid. Catullus schrijft over liefde en verlangen, maar ook over rouw, vriendschap en de dichtkunst. Ook stilistisch biedt zijn werk veel variatie: van luchtige epigrammen en brutale satire tot zorgvuldig uitgewerkte en met mythologische allusies doorspekte langere gedichten, en dit in steeds afwisselende metrische vormen.
In 2018 verscheen bij Primavera Pers een complete Nederlandse vertaling van Catullus’ werk, verzorgd door de classicus Ype de Jong, en het kreeg in 2024 een tweede druk. De Jong blijft in zijn vertaling dicht bij het Latijn. Metrisch kiest hij voor een weergave in jamben, waarbij hij zich houdt aan het oorspronkelijke aantal verzen van Catullus. Maar hij laat het aantal lettergrepen per vers variëren, wat soms leidt tot een onevenwichtige versbouw in de vertaling. Hoewel de Jong bewust niet voor een vertaling in proza heeft gekozen “om meer recht te doen aan Catullus als dichter”, komen zijn jamben soms prozaïsch over. Zo verliest Catullus’ beroemdste epigram, Odi et amo, aan puntigheid en kracht in zijn bijna letterlijke vertaling van het Latijn: “Jij vraagt misschien, waarom ik dat toch doe. Ik weet het niet, maar merk, dat het gebeurt, en word gepijnigd.” Positief is dan weer dat naast de vertaling ook de Latijnse tekst is opgenomen, zodat de lezer de Nederlandse versie makkelijk met het origineel kan vergelijken. Ook voorziet de Jong een aantrekkelijke titel boven de vertaling van elk gedicht. Vreemd is wel dat de Jong, na de integrale vertaling, ook nog eens een thematisch geordende bloemlezing toevoegt met een letterlijke herneming van de meest relevante gedichten.
De uitgave opent met een korte inleiding en sluit af met uitgebreide aantekeningen van bijna honderd pagina’s. Hierin wijst de Jong gedicht per gedicht, en vers per vers, op stijlfiguren en parallelplaatsen, en geeft hij ook context bij mythologische verwijzingen en politieke allusies. Het notenapparaat vormt zo een waardevolle aanvulling voor een goed begrip van de poeta doctus, die Catullus in navolging van zijn Griekse voorbeeld Kallimachos probeert te zijn.
De Jong benadrukt dat het sinds de vertaling van Lucette Oostenbroek uit 1986 geleden is dat een volledige Nederlandse vertaling van Catullus verscheen. Toch blijft de vergelijking met Paul Claes’ vertaling onvermijdelijk. Claes schrapt in zijn (eveneens tweetalige) editie, herzien in 2017, weliswaar acht lange, moeilijk toegankelijke gedichten van de 116 overgeleverde gedichten van Catullus, maar weet zijn carmina wel met meer dichterlijke trefzekerheid tot leven te wekken. Maar elke nieuwe vertaling van Catullus blijft een geschenk, omdat elke generatie het verdient om Catullus’ hartstochtelijke liefde voor Lesbia, zijn humor en scherpe pen, te leren kennen.