Caroline De Mulder is geboren in Gent en schrijft in het Frans. Haar roman ‘La pouponnière d’ Himmler’ is verleden jaar bij uitgeverij Gallimard verschenen en werd als ‘Heim’ in het Nederlands vertaald. Caroline De Mulder heeft zich voor deze roman grondig gedocumenteerd over “Lebensborn”, een zorgvuldig door Reichsführer-SS Himmler geregisseerde onderneming met de bedoeling zogenaamde raszuivere Arische kinderen te verwekken. Het waren kinderen uit reguliere soldatenhuwelijken, door SS-soldaten bij ongetrouwde vrouwen verwekt of, in overwegende mate zelfs, weggehaald bij hun Poolse ouders. De kinderen werden uiteraard op hun fysieke, vermeend Arische kenmerken gekeurd. Het “kweken” gebeurde in vele daartoe opgerichte centra, waar de moeders bij hun veelvuldige zwangerschappen met de grootste zorg en nazorg werden behandeld. En ook geïndoctrineerd, tot een “nazi-doop” toe, waarbij Heinrich Himmler soms aanwezig was. Het Heim uit de titel is Heim Hochland in Steinhöring bij München, in Beieren. Daar komt Renée aan, een jonge Française, zwanger van een Duitse militair en kaalgeschoren door Franse verzetslui. Toch raakt zij op een of andere wijze in Heim Hochland, waar zoontje Arne geboren wordt. Renée is de focus van korte hoofdstukken, net als Helga en Marek. Helga is een secretaresse, later hoofdverpleegster, door Himmler geprezen om haar ijver en competentie. Haar nazi-overtuigingen gaan pas wankelen als een jonge vrouw, zwanger van een SS-er, haar ziekelijke boreling moet afstaan om, wat al snel duidelijk wordt, elders met een injectie gedood te worden. Helga’s brieven en dagboeknotities getuigen van haar groeiende twijfel. En dan is er Marek, een Poolse verzetsstrijder overgeplaatst uit het nabije concentratiekamp Dachau om, weliswaar uitgehongerd en mishandeld, aan de bouw van nieuwe barakken op het Heim te werken. Net als Renée hunkert hij naar achtergelaten vrouw en kind. Het verhaal begint in september 1944. De Duitse terugtrekking en ineenstorting zorgen voor een steeds grotere toevlucht van kinderen uit andere Lebensborn-centra en voor een steeds schaarsere bevoorrading. De chaos wordt alsmaar groter en net voor het einde maakt de aanwezige SS brandstapels van massa’s documenten. De vervuiling van mens en landschap krijgt een symbolische betekenis: “Verder overal as en bladzijden, hele bladzijden, getypte alinea’s, flarden van met de hand geschreven brieven, restanten van documenten, zodra je een voet buiten zet, krijg je het gevoel door woorden, namen, stof en as te waden, het verleden, het heden, de toekomst te vertrappelen.” Hoe het afloopt met de betrokkenen, tragisch of hoopgevend, laat ik graag aan de lezer over. De meestal korte zinnen geven uiting aan directe ervaringen, twijfel, woede en ontreddering bij deze zeer verschillende maar in hun menselijkheid gekwetste en verbonden vrouwen.