In ‘De laatste dagen van Barbarije’ beschrijft Erik de Lange ‘Hoe piraterij verdween van de Middellandse Zee’, zoals de ondertitel luidt. Het werk is het Nederlandstalige publieksboek van zijn wetenschappelijke monografie ‘Menacing Tides: Security, Piracy and Empire in the Nineteenth-Century Mediterranean’ (Cambridge University Press, 2024).
De auteur is als docent en onderzoeker verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op de internationale geschiedenis van de zee en op de omgang met de zee in de internationale betrekkingen. Hierbij staan thema's als de werking van diplomatie op zee, de rol van maritiem geweld en de maritieme imperiale expansie centraal. De Middellandse Zee in de 19de eeuw met focus op Noord-Afrika is zijn expertisegebied.
In de oudheid was de Middellandse Zee als de Romeinse ‘Mare nostrum’ een element van verbinding. In de vroegmoderne tijd daarentegen was ze een arena voor rivaliserende staten en hun kapers, inzonderheid van de Barbarijse staten op de kusten van Noord-Afrika. Hoewel nominaal vazallen van de Ottomaanse sultan, hadden de heersers in Algiers, Tunis en Tripoli een grote mate van autonomie en gaven ze in eigen naam kaperbrieven uit. Hun kapers joegen op schepen van Europese staten, waarvan de zeelui konden eindigen als christenslaven, wachtend tot ze vrijgekocht werden. Door afzonderlijke verdragsakkoorden probeerden de Europese zeemogendheden het kapen van hun schepen tegen te gaan.
Erik de Lange beschrijft nu hoe na de val van Napoleon op het Congres van Wenen verschillende belanghebbenden ervoor ijverden de kapers van de Barbarijse staten te bestempelen als ordinaire piraten, zodat in naam van de veiligheid interventie tegen de soevereine staten in Noord-Afrika mogelijk werd. Nederland speelde daarbij een vergeten sleutelrol, die de auteur belicht in de ruimere context van de bestrijding van de als piraterij gekwalificeerde kaperij. Centraal in zijn studie staat dus hoe vanuit het idee van veiligheid de omgang met kaperij veranderde. De auteur verhaalt hoe onder impuls van individuen en van kleine spelers, zoals het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Duitse Hanzesteden, Engeland en vooral Frankrijk, gedreven door nieuwe ideeën over veiligheid en door de koppeling met het abolitionisme, vanaf 1815 de Barbarijse staten bestreden en hun verdienmodel vernietigden. De Lange ontrafelt hoe de nieuwe ideeën over veiligheid in de Middellandse Zee een aanjager werden voor het Franse imperialisme in Noord-Afrika. Piraterijbestrijding verschafte legitimiteit om de soevereiniteit van de Barbarijse staten uit te hollen. De Franse invasie van Algerije in 1830 werd dan ook voorgesteld als een christelijk Europees veiligheidsproject. Vanaf circa 1850 ging de veiligheid op de Middellandse Zee, voor de Europeanen vanaf dan een oord van toerisme, gepaard met meer dan een eeuw kolonisatie van Algerije met in zijn nasleep armoede, koloniaal geweld en honger.
Een zwart-witkaart vooraan, een kleurenkatern en achteraan noten, bibliografie en een persoonsnamen- en plaatsnamenregister vervolledigen deze studie, die het resultaat van fundamenteel historisch onderzoek toegankelijk maakt voor een breed publiek en laat zien dat veiligheid nastreven niet zelden de legitimatie is voor bruut imperialisme, zoals de actualiteit in Gaza jammer genoeg nog dagelijks laat zien.