De Amerikaanse schrijver Jason Roberts vertelt in ‘Al wat leeft’ het verhaal van ‘De grote en dodelijke wedloop om al het leven te kennen’, waarmee hij de Pulitzerprijs 2025 voor beste biografie won. Zijn boek is een dubbelbiografie van Linnaeus en Buffon en hun erfenis, evenals de bij wijlen noodlottige avonturen van hun volgelingen. Maar meer nog is het een werk dat het verhaal van onze trage bewustwording van de diversiteit van het leven op aarde vertelt en waarschuwt tegen te star in categorieën denken.
In de 18de-eeuw ontstond de drang ‘Al wat leeft’ op aarde te verzamelen, te determineren en te beschrijven. Twee tijdgenoten engageerden zich daar sterk voor, maar hun benadering verschilde fundamenteel van elkaar. De gelovige Zweedse arts Carl Linnaeus (1707-1778) meende dat het leven in keurige, onveranderlijke categorieën paste en streefde zijn hele leven obsessief om de structuur van een onveranderlijke door God geschapen en geordende dieren-, planten- en mineralenwereld in kaart te brengen. Hij ging voort op de morfologie en dacht in sterk afgebakende soorten. Georges-Louis de Buffon (1707-1788), een aristocratische Franse alleskunner en de beheerder van de Jardin du Roi in Parijs, beoogde hetzelfde, maar zag het leven als een dynamische, altijd veranderende maalstroom.
Ze slaagden er geen van beiden in om hun doel te bereiken, maar al doende brachten ze sterk uiteenlopende visies onder woorden over de natuur, over de toekomst van de aarde en over de mensheid zelf. Linnaeus schonk de wereld begrippen als zoogdieren, primaten en Homo sapiens, maar ontkende halsstarrig dat soorten veranderen en verspreidde racistische pseudowetenschap door menselijke ‘rassen’ als vaststaande ‘hokjes’ te ijken. Buffon formuleerde intuïtief vroege versies van de evolutie- en de erfelijkheidsleer, waarschuwde voor mondiale klimaatverandering en pleitte hartstochtelijk tegen vooroordelen. De botsing van hun tegenstrijdige wereldbeelden ging door tot lang na hun dood, toen hun opvolgers streden om de dominantie in de opkomende wetenschap die biologie zou gaan heten.
Roberts brengt de levens van Linnaeus en Buffon min of meer parallel in kaart en is op zijn best in de beschrijving van de historische context en de nevenverhalen. Hij beschrijft in het laatste en derde deel van zijn boek de invloed van de beide figuren op de verdere evolutie van de natuurwetenschappen tot in onze tijd, zodat hij drie eeuwen natuurwetenschappelijke kennis en ontdekkingen beknopt in kaart brengt.
Het boek vraagt een aandachtige lectuur, want de nuanceverschillen in de biologische concepten zijn niet altijd even helder geformuleerd. Roberts is niet altijd even transparant voor de biologisch niet onderlegde lezer, terwijl juist van Buffon uit zijn aanvaardingsrede voor de Académie Française het citaat komt ‘Le style, c’est l’homme’.
Ook kan Roberts een zekere antipathie voor Linnaeus en sympathie voor Buffon niet verhelen, hoewel hij natuurlijk overschot van gelijk heeft dat Linnaeus ‘hokjesdenken’ weliswaar onbedoeld aan de basis van de racistische pseudowetenschap ligt, die in de 20ste eeuw zo noodlottig is gebleken. Zo wordt Roberts boek ook een pleidooi tegen ‘hokjes’ en voor het behoud van de diversiteit van het leven op aarde. Zwart-witillustraties in de tekst en achteraan een bibliografie en een lijst van noten en bronnen vervolledigen dit werk.