De geschiedenis van financiële crises is zo oud als het geld zelf, of minstens van wanneer geld gesofisticeerdere vormen – van aandelen in de 17de eeuw tot complexe derivaten in de 21ste eeuw – ging aannemen. Steeds weer raakten economieën verstrikt in een golf van euforie, speculatie en uiteindelijk ontnuchtering. Financiële crises onthullen niet alleen de kwetsbaarheid van financiële systemen, maar ook de invloed van menselijke emoties, zoals hebzucht, angst en kuddegedrag, die telkens weer de markt uit balans blijken te brengen.
In ‘Windhandel’ laat Maarten Biermans ‘Ooggetuigen van vijfhonderd jaar speculatie, euforie en verlies op de internationale beurzen’ aan het woord. De auteur doceert duurzame financiering aan de Universiteit van Amsterdam.
In de inleiding definieert Biermans wat hij verstaat onder een financiële crisis en hoe die zich manifesteren, hoe ze ontstaan en wat ze gemeen hebben. Omdat ze doorgaans bestudeerd worden via economische modellen, verdwijnt de menselijke kant vaak naar de achtergrond. Maar achter de cijfers schuilen de verhalen van speculanten die alles verloren, bankiers die meenden onoverwinnelijk te zijn en gewone burgers wier vertrouwen in de financiële wereld werd geschokt. De auteur wil dan ook de grote crashes en speculatieve manieën tot leven brengen via ooggetuigenverslagen, die laten zien hoe irrationele dynamieken niet alleen de markt, maar ook individuele levens ontwrichten.
De crises namen verschillende vormen aan, afhankelijk van tijd en context waarin ze plaatsvonden, zoals blijkt uit de veertien casussen. De eerste zijn de graanwoeker in Antwerpen anno 1565-1566 en de tulpenmanie in de 17de-eeuwse Republiek. Drie crises waren speculatieve luchtbellen rondom de koloniale handel in 1720: de Mississippi-bubbel, de South Sea-bubbel en de Nederlandse windhandel. Twee casussen situeren zich in de 19de eeuw: de Railway Mania in het Verenigd Koninkrijk (1845-1849) en Black Friday (1869) in de Verenigde Staten. Niet minder dan zes crises dateren uit de 20ste eeuw: de paniek van 1907, de Duitse hyperinflatie (1923), de Great Crash (1929), Black Monday (1987), Black Wednesday (1992) en de dotcom-bubbel (2000). De casus van de 21ste-eeuwse kredietcrisis van 2007-2008 als gevolg van de verkoop van rommelkredieten sluit het boek. De casussen bestaan telkens uit een korte inleiding om ze te contextualiseren en vervolgens becommentarieerde uittreksels van ooggetuigen in de vorm van korte krantenberichten.
Biermans laat goed zien hoe financiële crises zich steeds in een andere gedaante herhalen, maar met dezelfde onderliggende krachten en dat dezelfde patronen steeds terugkeren: euforie, zelfoverschatting, paniek en verlies. Het tempo is echter veranderd. Waar een financiële ineenstorting in de 18de eeuw zich over maanden uitstrekte, voltrekken moderne crises zich in enkele uren of minuten door de snelheid van de digitale handel en de algoritmische transacties. Maar de kern blijft hetzelfde: verwachtingen stijgen sneller dan de realiteit kan bijbenen, en zodra het vertrouwen wankelt, is de val nabij.
Zwart-witillustraties in de tekst en achteraan een degelijke verklarende woordenlijst, een biografisch overzicht met korte levensbeschrijvingen van de ooggetuigen, de bronnen en suggesties om verder te lezen sluiten deze bundel af, die wel aandacht vraagt bij de lectuur.