De Romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180) legde zijn wijsgerig zelfonderzoek neer in persoonlijke in het Grieks geschreven ‘notities’, die nooit voor publicatie bestemd waren. Hij noteerde in de loop van zijn leven rake observaties, die bedoeld waren om zichzelf op het rechte spoor van de rede te houden. In ‘De droom van Marcus Aurelius. Van filosofie naar levenskunst’ schetst de Franse filosoof Frédéric Lenoir een portret van Marcus Aurelius en reflecteert hij over diens gedachtegoed en de relevantie ervan voor mensen van nu.
Lenoir doceert aan de École des Hautes Etudes et Sciences Sociales in Parijs en is de succesauteur van een groot aantal essays, romans, verhalen en artikelen. Via zijn boeken en lezingen voor een breed publiek propageert hij de filosofie als levenskunst.
In de proloog wijst Lenoir erop dat de ‘Notities’ van Marcus Aurelius de teksten van heel wat filosofen en literatoren na hem beïnvloed hebben en voor talloze lezers een leidraad bij het inrichten van hun leven geweest zijn, wat hem inspireerde tot dit boek.
Hij structureert zijn werk in twee delen. In deel I ‘De keizer-filosoof’ beschrijft hij het leven en het karakter van Marcus Aurelius, zijn verhouding tot het stoïcisme en hoe hij in de loop der jaren en na een lange vooropleiding de keizer-filosoof werd die een stempel op de geschiedenis drukte. De keizer komt erin naar voren als een gekwelde man die ernaar streefde een beter mens te zijn, ondanks zijn onbuigzame imago. Lenoir heeft daarbij bijzondere aandacht voor Marcus Aurelius’ relatie met de antieke wijsheidsscholen en het stoïcijnse gedachtengoed.
In deel II ‘Notities’ analyseert Lenoir de tekst en bespreekt hij de relevantie ervan voor onze tijd. Het succes van de ‘Notities’ berustte op de kracht van de korte filosofische aforismen. Omdat ze niet voor publicatie bestemd waren, ontbreekt een rode draad en worden dezelfde gedachten in meerdere hoofdstukken herhaald. Lenoir vond vooralsnog geen voor iedereen toegankelijk werk waarin de grote thema’s van de ‘Notities’ geordend uiteengezet worden. Die leemte vult hij op met dit tweede deel. Hij groepeert de aforismen per thema en belicht ze vanuit het stoïcisme: het universum is als een groot levend wezen waarin alles van elkaar afhankelijk is; goed en kwaad bestaan alleen in morele intenties en niet in externe gebeurtenissen; het is niet de werkelijkheid die ons gelukkig of ongelukkig maakt, maar de mening die wij erover hebben en / of de voorstelling die wij ervan maken; we moeten in het heden leven; het hele doel van het filosofisch leven is het bereiken van gelijkmoedigheid, gemoedsrust en sereniteit. Lenoir laat zien dat de stoïcijnse aforismen ook vandaag nog antwoord kunnen geven op de vragen die we stellen over de zin van het leven, en de mogelijkheid kunnen bieden om innerlijke vrede te bewaren in een onrustige wereld.
In het nawoord wijst Lenoir op de grenzen van het stoïcisme en formuleert hij kritische bemerkingen, die hij genuanceerd evalueert en ten dele weerlegt. Hij eindigt met nogmaals te laten zien dat de ‘Notities’ verrassend modern blijven en ons kunnen helpen om beter te leven en innerlijke vrede te vinden in tijden van tegenspoed. Noten en een beknopte bibliografie van op één na allemaal Nederlandstalige werken vervolledigen deze leesbare introductie tot dit populaire filosofische kleinood.